Tirimbina Rainforest Center en een laatste stop in Cinchona

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Tirimbina en Cinchona’ weergeven

Voor de laatste twee dagen van ons verblijf in Costa Rica hebben we gekozen voor de Tirimbina Rainforest Lodge, die nauwelijks 15 km van de Ara Ambigua lodge in Sarapiquí ligt. Ongeveer het zelfde ecosysteem, maar in een totaal andere omgeving.

262m lang en 22 meters hoog

Tirimbina is niet alleen een lodge met een eigen regenwoudreservaat, maar het heeft ook een onderzoekscentrum in verband met biodiversiteit en schimmelziekten bij de teelt van cacao. Met de opbrengsten van de rondleidingen, voornamelijk ‘chocolade tours’, ondersteunen ze de onderzoeksprojecten binnen het reservaat, alsook milieu-educatieve programma’s voor lokale basisschoolleerlingen.

Naast de kamer die men ons toewijst hangt een plaatje waarop staat dat de bekende bioloog David Attenborough hier is komen filmen en toen hier geslapen heeft. Leuk om te weten, maar in onze kamer kan de deur naar het terras niet op slot! Niet echt veilig met al ons materiaal. Helaas; men heeft geen kamer van hetzelfde type meer beschikbaar, enkel nog eentje die iets kleiner is. (zelf zouden we het niet gemerkt hebben). In ruil voor het ongemak, wordt ons de ‘vroeg morgen vogelexcursie’ aangeboden. Pura Vida!

Alle kamers hebben direct toegang tot de tuin. Hier heeft men bewust geen voederplekken gecreëerd, de dieren moeten hun voedsel zelf zoeken. Toeristen die hun reis afstemmen op het bezoeken van locaties met feeders zal je hier dus niet aantreffen.

Sinds eind 2019 is in Costa Rica een wet van kracht die het voederen van dieren verbiedt. Prima voor bijvoorbeeld apen en krokodillen, maar bij strikte toepassing van de wet zouden ook zou alle feeders voor vogels moeten verdwijnen. Op dit moment is men bezig de wet te verfijnen om daarbij aan bepaalde instanties of personen (zoals Cope) toch toestemming te geven om de dieren te blijven voederen, op voorwaarde dat het met respect voor de natuur gebeurt.

Direct buiten de kamer loopt er een pad naar een van Costa Rica’s langste hangbruggen. Ze is 262 meter lang en hangt 22 meter boven de Sarapiquí-rivier. Daardoor verbindt ze de lodge met het meer dan 600 hectare grote tropisch regenwoud. Zelfs voor mensen zonder hoogtevrees is de hevig wiebelende brug een hele belevenis.

Aan de overkant komt men in een heerlijke jungle met in totaal 9 km aan wandelpaden. In een hoek van het reservaat, in de buurt van de rivier, ligt een traditionele cacaoplantage. Bij cacaobomen zitten de minuscule zachtroze bloempjes en daarna de vrucht direct op de stam en op dikke takken. De bomen dragen het hele jaar door vruchten. De rijpe vruchten zijn erg in trek bij onder andere apen en agouti’s. In de buurt van de receptie heeft men twee ‘leslokalen’ waar men presentaties geeft waarbij de bezoekers de verschillende stadia in het maken van chocolade leren kennen. Al eeuwen wordt er in deze regio cacao verbouwd. Tot in 1978 de schimmelziekte Monilia opdook die de wortels aantast en die een giftige stof in de cacaobonen achterlaat. Daardoor moest 80 % van de cacaobomen gerooid worden.

In het regenwoudreservaat zijn nog twee hangbruggen. De langste is 110 meter en loopt over een 35 m diepe ravijn. Daardoor loopt men als het ware direct naast de vogels die in het bladerdak leven. Het is een heel interessante plek. We zagen er de Buffons ara (Ara ambiguus, die we gisteren te vergeefs aan de Ara ambigua lodge zochten) overvliegen. Ook zien we er een breedsnavelmomot en een kleine bonte buizerd, een vogel uit de familie van de havikachtigen.

Maar ook hier, net als de vorige dagen moeten we rekening houden met regenbuien. Regen en regenwoud, het gaat écht samen. De vroeg morgenwandeling op dag één gaat niet door. Als het water met bakken uit de lucht valt laat geen enkele vogel zich zien. Gelukkig hebben we nog een reserve dag. Tussen de buien door is het ons toch gelukt alle paden in hun regenwoudreservaat te bewandelen. Via een tweede hangbrug komt men in het minst verkende deel van het regenwoud. Hier staat een 70 m hoge kapokboom. Zo’n reusachtige bomen zijn vrij zeldzaam geworden. In het verleden werden ze vaak gekapt voor het hout. Vroeger werd het zaadpluis dat bestaat uit zachte vezels gebruikt als vulmateriaal voor kussens.

Op dag 2, tevens onze laatste dag in Costa Rica staan we om 6 uur klaar voor de geleide vogelwandeling. Er vallen nog wat regendruppels. De eerste vogel die we zien is een prachtige Massena’s trogon.

Een hele leuke waarneming was deze van een groep kuifsjakohoenders. Het zijn schuwe vogels die zich verraden door een krassende roep. Op de kop staat er een kuif en aan de kin hangt een rode lel. Ze leven in groep aan de rand van het regenwoud en verplaatsen zich al lopend over de takken van de bomen op zoek naar zaden, bessen of zachte blaadjes. Als ze zo tot boven in de boom gewandeld zijn zweven ze in zeilvlucht naar een volgende boom. Een prachtig schouwspel hoor! Vroeger werden ze bejaagd, net als de leguanen. Op het lijstje dat we naderhand doorgestuurd kregen staan 53 soorten aangevinkt. Wij onthouden vooral de witkraagmanakin, met zijn oranje pootjes,… Ter hoogte van de hangbrug zien we ook nog een drievingerige luiaard die de zon opzoekt.

Onze reis zit er bijna op, we moeten enkel nog naar de luchthaven rijden. Omdat wij nog een halve dag hebben nemen wij de weg door de bergen. Tijdens deze 100 km lange bochtige tocht passeren we de constant actieve Poás vulkaan. We hebben nog een laatste stop voorzien bij Cafe Colibri in Cinchona, een eenvoudig eetcafé met heerlijke lokale gerechten en uitgebaat door een vogelminnende familie en met geweldige vogelspotmogelijkheden.

Op 8 januari 2009 vond in dit dorp een aardbeving plaats met een kracht van 6.1; waarbij 34 dodelijke slachtoffers vielen en alle huizen zwaar beschadigd werden. Ook het café werd volledig verwoest door de daaropvolgende aardverschuivingen. Er werd een nieuw dorp met 91 woningen, Nuevo Cinchona, een paar kilometer verderop gebouwd, maar de eigenaren van het café kozen ervoor om hun populaire eetgelegenheid her op te bouwen op dezelfde steile helling als voorheen. De bomen in de buurt hebben nog niet hun oude hoogte, maar het merendeel van de vogels is teruggekeerd.

Wat een leuke plek! Het uitzicht op de omgeving is fantastisch met in de achtergrond een van de vele watervallen in de buurt. Op de voerderplanken en in de struiken zien we enkele voor ons nieuwe soorten zoals de zilverkeeltangare, de briltangare en de vuurkraagtangare. Ook zitten er twee soorten baardvogels: de tandsnavelbaardvogel en de roodkopbaardvogel. Baardvogels leven tussen het groene gebladerte van het regenwoud. Het zijn voornamelijk vruchteneters met een vrij forse snavel. Natuurlijk zien we er ook colibries waaronder de roodstaartmazilia, de violette sabelvleugel, de groenkruinbriljantkolibrie en de o zo mooie groene draadkolibrie.

Het is duidelijk: dit is een goede plek om afscheid te nemen van Costa Rica, maar tevens ook een plek om al beginnen te dromen van een terugkeer naar dit fantastisch land!

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Tirimbina en Cinchona’ weergeven

De Ara Ambigua lodge en op stap met Cope

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Puerto Viejo & Cope’ weergeven

We verlaten de Laguna del Lagarto lodge en stoppen nog even in Boco Tapada dorp. Er wordt uit volle borst gezongen in het schooltje. Op de foto lijkt het eerder op een gevangenis. Trouwens in Costa Rica zijn alle scholen zo zwaar beveiligd met hoge hekken: traditie! Ook zien we overal groepjes leerlingen buiten zitten. Zou dit zijn omwille van Covid19 zijn? Of is dat ook traditie?

Wij rijden naar de oever van de río San Carlos. Door de regen van de afgelopen dagen is de rivier een kolkende bruine stroom. Het valt op dat zowel hier als vorige week in Caño Negro, de wegen in het dorp in prima staat én geasfalteerd zijn, dit terwijl de belangrijke toegangswegen slechts hobbelige grindpistes zijn. Dit blijkt een bewuste keuze te zijn; op vraag van de bewoners. Niet dat men gekant is tegen toerisme, maar men wil het graag kleinschalig en leefbaar houden, voor zichzelf en voor de wilde dieren. De afgelegen regio wordt anders té aantrekkelijk bij aanbieders van niet zo milieubewuste recreatie. Bovendien wordt op comfortabele wegen veel te hard gereden waardoor het aantal verkeersslachtoffers toeneemt zowel bij mens als dier. En de locals; zij rijden met brommers, waarmee ze de putten en plassen gemakkelijk kunnen ontwijken

Ook de volgende twee logies liggen beide in het noordoosten van Costa Rica, maar nu minder afgelegen, in de dichtbevolkte buurt van de stad Puerto Viejo de Sarapiquí.

De eerste is de Ara Ambigua Lodge. De naam verwijst naar de Buffons ara (Great Green Macaw, Ara ambiguus) die hier voorkomt. In Costa Rica komen slechts een 50-tal koppels meer voor van deze grote overwegend groene papegaaien. De grootste boosdoener is ontbossing, en in het bijzonder het kappen van de wilde amandelbomen, hun favoriete voedsel. Normaal, dus zonder de hevige regen, zijn deze vogels vaak ’s morgens en in de vooravond te zien bij de lodge, in de omgeving van het zwembad waar enkele wilde amandelbomen staan. Jammer maar de ara’s hebben zich niet laten zien!

Het zijn ook niet zomaar buien, de vorige dagen én nachten is er heel veel water gevallen. Daardoor zijn de rivieren Puerto Viejo alsook de Sarapiquí in de laagste delen buiten hun oevers getreden. Dat ondervinden wij aan den lijve als we naar het ‘Selva Verde Biological Station’ willen gaan voor een geleide wandeling. We geraken er niet; de toegangsweg is volledig ondergelopen. Aan de Ara Ambugua lodge wandelen we onder onze paraplu toch nog even rond in de tuin met heel wat mooie gemberplanten en heliconias. Meer dan even rondkijken aan de kleine lagune en aan het vijvertje bij het restaurant is niet mogelijk. Gewoon een rustdag nemen en hopen dat het weer morgen beter wordt.

Ook dag twee van ons verblijft start met felle regen. Nu ligt Sarapiquí in de buurt van de noordelijke uitlopers van het Braulio Carrillo National Park, het grootste aaneengesloten bergregenwoudgebied van Costa Rica. In veel reisverslagen wordt verwezen naar een verlaten vlindertuin, Reserva El Tapir, als zijnde een absolute topplek voor enkele bijzondere kolibrie-soorten. Als we al een rondrit maken, dan kunnen we ook gaan kijken of er iets te zien is. Regen en mistwolken hangen laag over de bossen en zorgen voor een indrukwekkende sfeer. De tuin vinden is geen probleem, maar het terrein is duidelijk niet meer toegankelijk. Er staat een afsluiting met 5 rijen prikkeldraad.

We rijden terug richting Sarapiquí, even voorbij de brug over de río Sucio wordt het regenwoud vervangen door enorme banaan-monoculturen. Sucio betekent vuil, maar dat is het water niet, wel is het soms gelig gekleurd door de opgeloste zwavel uit het vulkaangesteente.

Gelukkig klaart het op en kunnen we gaan wandelen in Horquetas de Sarapiquí, gelegen aan de rand van het Braulio Carrillo National Park. Op het einde van het langgerekte dorp loopt de weg over twee gammele hangbruggen: eerst over de río Puerto Viejo dan over de río San Rafael. Het is een echt landbouwgebied, met wat maïsvelden en uitgestrekte weilanden en boomgaarden. Een beetje golvend, heel mooi, heel ontspannend.

Dat we hier in de buurt enkele dagen verblijven is ook omdat hier een uiterst deskundige natuurliefhebber, natuuronderzoeker, fotograaf én kunstenaar woont: Donde Cope. 2 jaar geleden waren wij hier ook. Toen ontbrak ons de tijd, maar nu hebben wij hiervoor ruim tijd vrijgehouden. Maanden geleden hebben we al contact met hem opgenomen en afgesproken om samen in het regenwoud te gaan wandelen.

De zon schijnt als we rond 7 uur ’s morgens aankomen en verwelkomd worden door José en zijn echtgenote. Rondom zijn huis in La Unión de Guápiles heeft José Alberto “Cope” Perez een schitterende tuin met naast enkele grote bomen en diverse struiken een kleine aangelegde vijver; kortom een miniatuurregenwoud waar de vogels uit de nabijgelegen regenwoudgebieden komen foerageren. Fotografen uit de hele wereld komen naar hier omdat het mogelijk is “perfecte foto’s” te maken van heel wat vogels. Voor het afdak, waaronder de fotografen kunnen schuilen voor zowel de zon als de regen, heeft hij zowel fruit, vooral bananen, alsook suikerwaterverdelers opgehangen waar heel wat vogels op af komen.

Het verbaast ons dat hij zo royaal is bij het ophangen van ganse trossen bananen. “Dat is noodzakelijk”, zo vertelt hij ons. Bezoekers of niet, de dieren moeten regelmatig te eten krijgen zodat ze zich hier tonen. De aanschaf van al dat onbehandelde fruit en zaden, de liters suikerwater (2 liter per dag en één liter ’s nachts = voor de vleermuizen) kosten hem tot 300 dollar per maand. Zeker in de pandemie periode niet eenvoudig, zo zonder inkomen.

Maar het aantal en de soortenrijkdom zijn enorm. Zo zijn enkele halsband-arassari’s trouwe bezoekers van de tuin. Deze mooie kleine toekan is een echte fruiteter die in kleine groepjes leeft. Ook de kleurrijke zwarsnaveltoekan komt regelmatig langs. Heel wat kleurrijke vogeltjes uit de tangaren familie zijn er ook, alsook de blauwe en de groene suikervogel, …. Tussen de waterplanten in het vijvertje wandelt een cayennebosral sierlijk rond. Ook de Hoffmannspecht en de epauletspreeuw laten zich zien en een hele groep luidruchtig kwetterende toviparkieten, die naast bananen eten ook graag verkoeling zoeken in het vijvertje. De Waglers Oropendola, is duidelijk kleiner dan de Montezuma Oropendola, die we eerder zagen. Zijn Engelse naam ‘chestnut headed’, die verwijst naar de kastanje kleur van zijn kop is prima gekozen.

Enkele kolibries uit nabije regenwouden profiteren van het suikerwater, zoals de witnekkolibrie, de roodstaartamazilia, en de langstaart heremietkolibrie.

Ook toont hij ons enkele hagedisjes die vrij in de bomen leven en een glaskikker. Hier geen plastieken dozen, maar gewoon een biotoop in balans.

Die tuin is wel erg leuk, maar nog liever gaan we wandelen in het oerwoud. Dat hij slechts een beetje Engels spreekt is ook totaal geen probleem. Na twee jaar Spaanse les kunnen we ons vlot behelpen.

We rijden naar de andere kant van de drukke doorgangsweg die naar de Caraïbische kust leidt. Het grootste deel van het gebied is ontbost, slechts hier en daar, vaak langs een beek, is er nog een restant van het oorspronkelijke regenwoud aan te treffen. Hier ligt een klein bos dat José op en top kent. Al na enkele meters toont hij ons een piepklein ca. 2 cm groot aardbeikikkertjes of een ‘blue jeans poison dart frog’. Schattige beestjes, maar toch raak je ze beter niet aan want ze hebben een erg giftige huid. José gaat dan ook onmiddellijk zijn handen wassen in de beek.

In het bos staan enkele heliconia’s. Aan de onderkant van een van de bladen slapen enkele Hondurese witte vleermuizen. Een witte vacht met gele oortjes en pootjes en een plat snuitje, gewoon schattig! José heeft het nodige materiaal mee zodat Felix enkele foto’s kan maken. Hij loopt voorop, controleert een paar plekken en komt uit bij de rustplek van een briluil, die verdoken tussen het gebladerte wacht op de duisternis. Hoog in de bomen hangt (niet echt goed te zien) een drievingerige luiaard. Gelukkig laten een kielsnavelmotmot en iets verder een rosse motmot, die veel groter is, zich wel goed zien. Ook toont hij ons een ‘white-throated round-eared bat (Lophostoma silvicolum)’ die in een oud termietennest woont.

Het leuke is dat we niet echt vaste paden volgen en kris kras door het bos lopen en onderweg blijven stilstaan bij alles wat we tegenkomen. Dát kan alleen bij een top gids!

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Puerto Viejo & Cope’ weergeven

Boco Tapada & Laguna del Lagarto Lodge

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Boca Tapada’ weergeven

We keren terug naar het uiterste Noorden van Costa Rica, bijna tot tegen de grens met Nicaragua. Daar ligt bij het dorpje Boco Tapada de gekende Laguna del Lagarto Lodge, een van de beste plekken voor vogelobservatie en fotografie in Costa Rica.

Tot halverwege de 20ste eeuw was dit gebied vrijwel onbewoond, waardoor het laagland regenwoud lang intact bleef. Daarna moedigde de regering de ontwikkeling van landbouwbedrijven aan. Sinds eind jaren ’70 wordt er op grote schaal ananas gekweekt door de multinational Del Monte. Als lid van de bromeliafamilie is de ananas een geval apart. In tegenstelling tot de meeste andere soorten die op bomen of rotsen groeien, groeit de ananas in volle grond. Het constante, warme vochtige klimaat is ideaal voor dit gewas. Door het tijdstip van aanplanting over het hele jaar te spreiden kan men elke week van het jaar rijpe vruchten oogsten. Deze ananassen, vol van smaak en extra zoet, vertrekken per vliegtuig naar delicatessezaken in Canada, de VS en Europa, of ze verdwijnen in conservenblikken.

Aan de Caribische kant van Cordillera Central is er geen weg naar Nicaragua. De grens wordt gevormd door de río San Carlos en verderop door de río San Juan die een belangrijke biologische corridor vormen. Het gebied is nauwelijks ontsloten en de Laguna del Lagarto Lodge, bij Boca Tapada aan de oever van de río San Carlos is enkel te bereiken via een 40 km lange hobbelige baan. Het is een eenvoudig verblijf, maar met een uitzonderlijke fauna en flora, midden in het regenwoud. De Duitse eigenaar, die oorspronkelijk van plan was hier een landbouwbedrijf te vestigen, besloot in 1974 het 100 hectare grote primair regenwoud te behouden en het uit te breiden door 170 hectare secundair bos aan te planten. Sinds 1981 ontvangt men hier gasten in harmonie met de natuur en in samenwerking met de lokale bevolking.

De lodge ligt op een heuveltje, met aan de voet twee lagunes. Daardoor heeft men een schitterend uitzicht op de omgeving zowel vanaf het terras bij de houten huisjes als bij het openlucht restaurant. Voor vogelfotografen uit de hele wereld is dit dé place-to-be. Niet alleen zijn er hier heel veel dieren, vooral vogels; ze zijn ook uitstekend te fotograferen. Zo zijn er meerdere observatieplatforms voor toekans, oropendola’s, tangaren, parkieten, papegaaien en vele andere grote en kleine vruchteneters. Dagelijks plaatst men vers fruit en bemoste takken zodat de prefecte foto kan gemaakt worden.

Ook is er een speciale fotohut voor het fotograferen van de koningsgier (Sarcoramphus papa). Trouwens, slimme jongens die gieren. Ze zitten bijna de ganse hoog in een boom van waaruit ze zicht hebben op de toegangsweg naar de lodge. Als een brommertje richting fotohut rijdt weten ze dat er eten op komst is en dat het ‘showtime’ is.

Natuurlijk beginnen we ons bezoek bij de observatieplatforms. Op korte tijd zien we heel wat prachtige vogels zoals zwartsnaveltoekans, zwavelborsttoekans, halsband-arassari’s, de zwartborsttroepiaal, de olijfrugorganist, suikervogels, tanagers, en zoveel meer opduiken. Ze komen allemaal mee-eten van een verse tros bananen die op ooghoogte voor het platform hangt.

Vooral de toekans zijn leuk om te observeren. Deze kleurrijke vogels zijn verwant met de spechten. Dat is te zien aan hun poten waarvan twee tenen naar voren en twee naar achteren zijn gericht. Ze zijn zo’n 50 cm groot en hebben korte vleugels en een vrij lange staart. Ze zijn erg lenig en kunnen zich in alle richtingen op en rond de takken bewegen. Maar het meest opvallend is hun grote snavel die niet echt handig lijkt bij het eten. Eerst moeten ze met de punt van de snavel een stukje banaan pakken, dat moeten ze dan omhoog gooien, weer opvangen en dan pas kunnen ze het inslikken. Dat lukt vrij vaak maar soms grijpen ze er net naast en dan valt het stukje fruit op de grond. Geen erg want daar zitten tal van kleine vogeltjes, alsook witsnuitneusberen al te wachten. Volgens recent onderzoek zou de snavel van de toekan fungeren als een soort koelinstallatie waarmee ze hun lichaamstemperatuur kunnen regelen.

Zoals op zo vele plaatsen zit ook hier de grote kiskadie, een vrij algemene, mooie gele insectenetende vogel, die iets roept in de trant van ‘kiskadie’. Maar niet in alle talen hoort men hetzelfde: in Suriname hoort men dat als ‘grietjebie’, in Brazilië wordt dat ‘bem-te-vi’ en in Spaanstalige landen is het ‘bien-te-veo’, wat zoveel betekent als ‘goed je te zien’!

Ook voor de niet fanatieke vogelaars is hier genoeg te zien en te doen. De lodge heeft zo’n 10 km gemarkeerde wandelpaden door het regenwoud. Volgens kenners is het laaglandregenwoud het ‘echte’ regenwoud: er groeien de hoogste bomen en de soortenrijkdom is er het grootst. Je mag er vrij gaan wandelen op voorwaarde dat je je vertrek en aankomst meldt en dat je rubber laarzen aantrekt en een stok meeneemt. Beide zijn écht wel nodig. Het is een avontuurlijke wandeling doordat je over omgevallen bomen moet klauteren en door beekjes moet waden. De bodem bestaat uit rode vochtige kleverige klei, waarin je bij elke stap bijna tot aan je enkels zakt. De humuslaag is erg dun; insecten, bacteriën en schimmels breken het organische afval zeer snel af. Door de stok te gebruiken kan je jezelf recht houden op het gladde glibberige pad en kom je niet in de verleiding om je vast te pakken aan een of andere tak. Dat is namelijk erg gevaarlijk omdat er zich slangen of bijtende insecten op schuil kunnen houden. Ook kan je beter geen planten aanraken omdat ze soms hevige huidirritatie kunnen veroorzaken. Daarnaast zijn de bewegingen en de trillingen van de stok een signaal voor de slangen om … snel weg te kruipen.

Dat het regent, is geen probleem, in het bos merk je daar nauwelijks iets van. En kletsnat wordt je sowieso: is het niet van de regen dan door het zweten bij 30°C en bijna 100 % luchtvochtigheid. Een groepje Tico’s is met kettingzagen druk in de weer om een omgewaaide woudreus te verzagen. Ze gaan met het hout een nieuw brug maken een beetje verder op ons pad.

Bij het wandelen door het regenwoud valt natuurlijk de opbouw in etages erg op. De bovenste verdieping, die enkel aan de rand van het woud goed te zien is, bestaat uit bomen die 50 m en meer hoog zijn en die zowaar boven het woud uitsteken. Ze zijn vaak eeuwenoud. De kruinen van deze woudreuzen kunnen een doorsnede van wel dertig meter hebben. Deze bomen profiteren het meest van de regen, de wind en het zonlicht. Het microklimaat dat er heerst is duidelijk verschillend met dit op de grond. Rond de kruinen van de hoogste bomen heerst er een bar klimaat: de zon schijnt ongehinderd op de bladeren, de regen verdwijnt snel in de onderliggende begroeiing en het waait er vaak stevig. De vogels, reptielen, amfibieën, slangen, vleermuizen en insecten die hier boven leven komen zelden naar beneden. Er leven daar zeker nog soorten die nog niet gekend zijn, begrijpelijk want het is voor onderzoekers nauwelijks mogelijk om daar boven te geraken.

Wat lager bevindt zich de kroonlaag met middelmatig hoge bomen van zo’n 30 m. Deze heeft zo’n dicht bladerdak dat daaronder een soort broeikas is met een enorme luchtvochtigheidsgraad. De verscheidenheid aan soorten is enorm, waarbij elke boom ook nog eens gastheer is voor wel honderd kleinere planten als mossen, varens, klimplanten, orchideeën en bromelia’s. Vaak zijn de kronen met elkaar verbonden door lianen en andere klimplanten. Het is dan ook in de kruinen van die bomen dat de meeste grotere dieren leven zoals apen en luiaards, maar ook de boomslangen en de zonaanbidders zoals o.a.de leguanen die boven op de kroonlaag gaan liggen.

In het regenwoud is het er erg donker, meestal te donker om behoorlijk te kunnen fotograferen. Slechts 5 tot 10 % van het zonlicht geraakt tot beneden, waardoor er op de bodem maar weinig groeit: enkel wat mossen en varens die zich aangepast hebben en heel veel paddenstoelen. Jonge bomen en struiken houden op met groeien als ze ongeveer 3 m hoog zijn, ze moeten dan wachten tot er ooit een grote boom omvalt om dan een groeispurt te starten. Tussen de rottende bladeren en mossen kruipen heel wat insecten en amfibieën

De hele nacht heeft het geregend en de voorspellingen voor vandaag beloven niet veel goeds. Gelukkig laten zich de vele vogels bij de het terras niet afschrikken door de regen. Alleen, op de foto’s is de regen te zien als kleine streepjes. Maar wat zijn ze mooi en kleurrijk! Zoals de zeldzame blauwe pippit, de helder rode zomertangare, de roodrugtangare, de geelkeelorganist, de Baltimoretroepiaal, …

Onder de paraplu’s wandelen we even door de tuin tot aan de lagune. We kunnen er gelukkig schuilen bij een bruggetje met overkapping. Er wandelen meerdere bruine hokko’s rond, een vrij grote hoenderachtige vogel die aan de rand van het regenwoud leeft. Het mannetje is zwart en heeft op de kop een kuif met zwarte gekrulde veren. Het vrouwtje is bruin van kleur. Het liefst eten ze fruit en kleine insecten van op de grond. Nestelen daarentegen doen ze in de bomen.

Zou een tochtje met de kano in de lagune, tussen de kaaimannen lukken? Kunnen we tussen de waterplanten gaan peddelen aan de rand van het groene oerwoud? Helaas, na 20 minuten moeten we terugkeren, dit heeft geen zin, we zijn totaal doorweekt. We doen nog één poging: de wandeling naar de birdtrail? Helaas dit pad is niet te belopen, het is een grote diepe moddersleuf. Wel staan langs de kant van de weg nog wat mooie planten, waaronder de psychotria elata, een vuurrode bloem die lijkt op een stel lippen en die ook bekend is onder de naam ‘hot lips’.

Weer heeft het de hele nacht geregend, niet alleen hier, maar volgens info via het internet in de hele regio met aardverschuivingen en overstromingen tot gevolg.

Na het ontbijt en het gebruikelijk fotomoment bij de feeders, rijden we ca. 2 km terug richting dorp, naar het huis van Aldolfo, de manager van de lodge. Rondom het huisje staan er heel wat bomen en struiken en er zijn 2 plekken gecreëerd om vogels te fotograferen. Eén voor het fotograferen van kolibries. Het is echter erg donker onder het afdak, niet echt ideaal dus.

De andere kant is voor ‘allerlei’ vogels. Hier worden volop bananen in de uitgeholde bamboestengels gelegd, waarop eerst de gekleurde kleine tot middelgrote vogeltjes uit de familie van tangaren op afkomen. Een tiental minuten later worden ze afgelost door de luidruchtige toviparkieten die nu komen smullen. Die worden op hun beurt verjaagd door de grote oropendola’s. De vogels zijn uitgehongerd; na dik 20 minuten zijn de bananen leeggegeten. Tijd voor een nieuwe lading bananen en de vogels die in dezelfde volgorde weer komen eten. Ook twee soorten spechten: de zwartwangspecht en de kastanjespecht vliegen hier rond, ook zij smullen van het verse fruit, in hun geval van een opengesneden kokosnoot.
Onder het afdak zijn de assistenten druk in de weer, om met de kikkers en slangen die men in dozen bewaard, opstellingen te maken voor twee fotografen. Neen, dit is niets voor ons; dieren in gevangenschap is niet ons ding.

Tegen 2 uur klaart het eindelijk op. Het moment om in de tuin, enkele kolibries zoals de goudstaartsaffierkolibrie (te proberen) en de orchideeën te gaan fotograferen. We nemen we de sleutel mee van het boothuis voor een tocht met de kano op een grotere lagune, die verder in het bos zou liggen. Deze lagune is in oorsprong een afgesneden meander van de rivier. Het is een heel eind lopen en de toegang is niet erg duidelijk, want er is niet echt een pad. Als we eindelijk het boothuis vinden bij de grote lagune blijkt er slechts één gammele roeispaan te zijn. Wat jammer, dat houden we tegoed voor een volgende keer!

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Boca Tapada’ weergeven

Wandelen in de omgeving van de Volcán Arenal

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Volcán Arenal NP’ weergeven

Na enkele dagen in het schitterende wetland van Caño Negro is onze volgende bestemming terug zuidelijker gelegen: we gaan naar de omgeving van de El Arenal vulkaan.

Costa Rica ligt in een van de seismisch meest actieve gebieden ter wereld. De bergrug die van noordwest naar zuidoost door het land loopt maakt deel uit van de Centraal-Amerikaanse vulkanische boog met zowel tientallen actieve, als honderden slapende en uitgedoofde vulkanen. Op dit moment zijn er in Costa Rica 4 vulkanen actief (Irazu, Poas, Rincon de la Vieja en de Turrialba), de andere 12 zijn in rusttoestand.

Tot en met het najaar van 2010 was de El Arenal een van de meest actieve vulkanen op aarde. Bezoekers konden ’s avonds genieten van het zicht op de enorme hete, rode lavastromen, rondvliegende brokstukken en as die werden uitgestoten. Dat is nu niet meer het geval, want sinds 2010 is hij ‘slapend’: de magmakamer is leeg. Hoewel men een volgende uitbarsting pas verwacht binnen 1 000 jaar, wordt de situatie in het oog gehouden door vulkanologen.

Deze perfect kegelvormige vulkaan die al van ver te zien is ligt midden in een groot natuurpark. Kenners beweren dat dit een van de mooiste vulkanen op aarde is. Maar hij is lang niet altijd zichtbaar. Door zijn hoogte van 1670 meter blijven er vaak wolken tegen de vulkaan hangen, waar dan weer regen uit valt. Tot 29 juli 1968 was men ervan overtuigd dat El Arenal een dode vulkaan was. De bewoners van de streek zelf zagen El Arenal zelfs niet als vulkaan, maar als een gewone berg. Dit misverstand werd pijnlijk duidelijk toen na 3000 jaren rust de vulkaan ontplofte, zonder enige waarschuwing vooraf. Meerdere dorpjes in de omgeving werden verwoest en bedolven onder stenen, as en lava. Daarbij vielen er 87 slachtoffers.

Ook vanuit de Arenal Observatory Lodge, waar we de drie volgende nachten zullen verblijven, was het spektakel elke nacht te zien. De lodge, gelegen boven op een heuvel, werd in 1987 gebouwd. Oorspronkelijk als werkplek voor geologen van verschillende universiteiten werd ze in 1991 omgebouwd tot luxe hotel met kamers die uitzicht hebben op de vulkaan.

Door zijn rustige, afgelegen ligging (naast het Parque Nacional Volcán Arenal) en op de ideale hoogte van rond de 700 m komen zowel de dieren van de laaglanden als van de hooglanden hier voor. De vogelobservatie is ronduit spectaculair en veel makkelijker dan in het regenwoud. Op het uitgestrekte domein dat zowel bos, weilanden als tuinen omvat zijn er goed onderhouden wandelpaden, meerdere uitkijkpunten, en een 28 meter hoge uitkijktoren. Daarnaast heb je ook nog hangende bruggen, enkele kikkervijvers en zelfs een nieuw museum in verband met de vulkaan.

Van op het terras van het restaurant heb je een prachtig uitzicht, niet alleen op de vulkaan maar ook op de Laguna de Arenal. Ook kan je van op ooghoogte en vanop slechts enkele meters heel wat fraais waarnemen bij het fruit dat ze daar dagelijks ophangen. Naast de vele soorten tangaren zien wij hier ook halsband-asassari’s en meerdere Montezumaoropendolas. Deze laatste zijn tamelijk grote zangvogels met felgele staarveren. Het mannetje zingt een luid, gorgelend lied terwijl hij voorover buigt, de staart aanspant, de vleugels spreidt en zich als een pendel rond zijn tak laat vallen. Oropendola betekent dan ook gouden pendelaar.

Montezumaoropendolas leven in kolonies waarbij enkel de meest dominante mannetjes de gelegenheid hebben om te paren, ze zijn dus polygaam. Zowel het bouwen van het nest als het uitbroeden van de eieren laten ze over aan de vrouwtjes. Dit terwijl de mannetjes de nesten bewaken. Een gemiddelde kolonie bestaat uit ongeveer 30 nesten die hoog in een boom hangen. Ze zijn geweven van droge bladeren, takken en twijgen.

Op het gazon onder de feeders zie je vaak witsnuitneusberen en hoenders zoals de bruine hokko (Crax rubra) en het kuifsjakohoen (Penelope purpurascens). Zij komen voor de restjes banaan en papaja die op de grond vallen.

Iets achter de feeders, aan de bosrand, staan enkele struiken die op dit moment besjes dragen. Dit is de plek waar we enkele meer zeldzame en spectaculair gekleurde tangaren zien die besjes komen plukken (waaronder smaragdtangare purpermasker-tangare, citroen-tangare). Wel wat ver voor mooie foto’s maar ze zijn toch goed herkenbaar. Graag wijzen wij er nog eens op dat, als je op een foto klikt, deze uitvergroot wordt. Met de knop ‘klik om terug te gaan’, linksboven in je browser ga je terug naar het bericht.

Rond de lodge heeft men een prachtige tuin aangelegd. Naast de fraaie planten zijn er ook heel veel kleinere vogels te bewonderen zoals verschillende kolibriesoorten en de drie soorten suikervogel: de groene suikervogel, de blauwe suikervogel en de geelpootsuikervogel. Deze felgekleurde kleine vogeltjes hebben een lange, gebogen snavel. Wat dat betreft lijken ze wel op kolibries, maar daar zijn ze geen familie van. Ook hier kan je er heel wat soorten tangaren zien. Tangaren is een vogelfamilie met ongeveer 240 soorten, voornamelijk felgekleurde fruit etende vogels. In het verleden werden deze kleurrijke zangvogeltjes gevangen en verkocht aan vogelverzamelaars over de hele wereld. Gelukkig is deze praktijk nu gestopt.

Midden in de tuin staat “The Nest”, de uitkijktoren. Eens boven heb je een panoramisch uitzicht van 360° op de Arenal-vulkaan, het Arenal-meer, Cerro Chato (een slapende vulkaan) en het Tilarán-gebergte. Normaal is dit ook een prima plek om op ooghoogte vogels te zien die leven tussen de boomtoppen. Helaas in tegenstelling tot 2 jaar geleden zijn er nu geen vogels te zien. De bomen rondom de toren dragen op dit moment dan ook geen vruchten of zaden. Hoewel het lijkt alsof er in de tropen geen seizoen zijn, kennen ook hier de bomen periodes van groei, bloei en zaadvorming, afgewisseld met rustperioden. Dat gebeurt niet zoals in de gematigde gebieden met jaarlijks terugkerende vaste seizoenen en vaste tijdstippen, maar over een langere periode, soms zelfs enkele jaren.

In de tuin staan dus heel wat mooie planten, waaronder enkele grondorchideeën, gemberplanten alsook heel wat planten uit de familie van de Heliconias. Het zijn planten met een erg decoratieve bloeiwijze die soms hangend is dan weer rechtopstaand. De kleine, onopvallende bloemen groeien tussen de fel gekleurde schutbladeren. De planten zijn een belangrijke voedselbron voor heel wat vogels waaronder kolibries die zich voeden met de nectar van de bloemen. Bovendien vormen zich kleine waterreservoirs tussen de schutbladeren. Deze kleine poeltjes zijn (net als bij de bromelia’s) belangrijk voor de eerste levensstadia van veel organismen, zoals spinnen, muggen, insectenlarven en kikkers.

De volgende twee dagen gaan we al wandelend de zeer uitgebreide en afwisselende biodiversiteit ontdekken. Al twee weken hebben we nauwelijks last gehad van de regen, de buien vielen meestal ’s nachts. Maar vanaf nu kunnen we niet meer buiten komen zonder paraplu. Niet dat het altijd regent, regelmatig valt er een zeer stevige bui, afgewisseld met brede opklaringen.

De wandelpaden beginnen allemaal na het oversteken van de hangbrug. Een van hen loopt langs de tuin en door secundair regenwoud. Dit bos wordt secundair genoemd, omdat het oorspronkelijke primaire bos in het verleden ernstig verstoord werd door de uitbarsting van de vulkaan en meer recentelijk door stormschade. Het is de bedoeling in de toekomst niet meer in te grijpen zodat het zich kan herstellen. Een proces dat 40 jaar tot enkele eeuwen kan duren.

De wandeling gaat naar een mooie waterval en daarna verder naar de boerderij die zich op het domein bevindt. In de buurt van de stallen zien we leuke kleurrijke vogeltjes zoals de, de roodsnavelveldduif, het Noordelijk bont dikbekje en de grote Cubavink. De tropische koningstiran is een zangvogeltje dat vaak vrij lang roerloos zit te wachten tot een insect voorbij komt vliegen, om dan vliegensvlug toe te happen. Rond de boerderij zijn er uitgestrekte weilanden met paarden en koeien.

Toch heeft slechts een klein deel van de begroeiing plaats moeten maken voor de veehouderij. Achter de boerderij liggen nog steeds uitgestrekte en min of meer ongerepte bossen. De diverse bomen zijn vaak honderden jaren oud. Door het dichte bladerdek geraakt er maar weinig direct zonlicht tot op de grond. Daardoor is de groei van de vegetatie op de bosbodem beperkt en zijn er relatief weinig laag groeiende struiken en bomen. Dit zorgt ervoor dat het vrij gemakkelijk is om door het bos  te lopen. Enkel op plekken waar het bladerdak uitgedund is kan het zonlicht de grond bereiken, op die plekken ontstaat dan een jungle met klimplanten en kleine bomen.

Het unieke gevoel dat we ervaren tijdens het wandelen door dit soort tropisch regenwoud valt moeilijk te beschrijven. Het is de combinatie van de geluiden, het spotten van bijzonder vogels en dieren, de muur van groene bomen en van kleurrijke bloemen, de geur, de warmte, de luchtvochtigheid, de soms moeilijk te belopen paden, de spanning voor het onbekende, het gevaar…alles samen: subliem!

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Volcán Arenal NP’ weergeven

Per boot Caño Negro verkennen (2/2)

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Caño negro’ weergeven

Na het diner worden we opgewacht door Pablo, onze gids voor de nachtwandeling. Naast een grote lamp heeft hij ook een machete bij. ‘Voor het geval we een jaguar tegenkomen’ lacht hij. Nu, die kans is uiterst klein, want tot nu toe zijn we nog geen enkele gids tegengekomen die dit dier gezien heeft, tenzij op de beelden van een wildcamera.

Vlak tegenover de ingang van het hotel is er een kleine privé-jungle waar we inwandelen. Wat een kabaal! We belanden midden in een luid kwakend kikkerkoor! Overal hoor je ze roepen. Op het pad staat een grijze vieroogbuidelrat (Philander opossum), die wegvlucht als we in de buurt komen. Al snel vindt Pablo in het kreupelhout een kleine bleke kikker en een bruine kikker. Hoe verder we gaan, hoe natter het wordt. Gelukkig zijn onze laarzen hoog genoeg om door de plassen en de modder te schuifelen. De machete komt goed van pas om het pad vrij te maken. Nu schijnt zijn lamp op een kikkertje met een lichtblauwe buik en een zacht groene rug met bruinrode stipjes.

De meeste kikkertjes hebben kleefschijfjes aan hun tenen en vingers. Het zijn ‘bladkikkertjes’ die zich vast kunnen klampen aan de onderkant van de bladeren. Sommige soorten hebben een doorzichtig lijf waardoor de organen te zien zijn en je het hart ziet kloppen, dit noemt men dan glaskikkers. Buiten enkele beroemde soorten is het determineren, zelfs naderhand op foto, zo goed als onmogelijk; dit is specialistenwerk!

In een flits vliegen enkele vleermuizen langs ons door, blijkbaar hebben we ze gewekt uit hun slaap. We passeren een poel waar we weer enkele kikkertjes zien zitten. Wat verder roert Pablo met zijn machete in wat bladafval en zien wij 3 piepkleine rode kikkertjes met blauwe pootjes. Het zijn aardbeikikkers (Oophaga pumilio; blue jeans frog), uit de familie van de pijlgifkikkers. Ze hebben hun naam danken aan het giftige slijm op hun huid dat door sommige indianenstammen gebruikt wordt. Ze wrijven hun pijlpunt over de rug van de kikker, waarna deze in een blaaspijp wordt afgeschoten.

Slechts een paar meter verder zit een roodoogmaki. Het is een van de bekendste kikkers van Costa Rica, zijn foto staat op heel veel boekomslagen. Het is een echt nachtdier dat tijdens de dag slaapt, vaak aan de onderzijde van een blad. Nu is hij wakker en zien we goed de rode ogen. Met zijn lange kleverige tong vangt hij vliegen, motten en krekels. Er zwemt iets in het water, met een snelle greep heeft Pablo een jonge brilkaaiman vast. Hoe leuk is het om al deze dieren te zien in hun natuurlijk habitat!

Het zijn niet alleen de geluiden die speciaal zijn in het donker, ook de geuren. Zoals van onder andere de oreganostruiken, de wilde koriander en de cananga bomen. Enkel ’s nachts geven hun bloemen een heerlijke geur af. Van de bloemen van de cananga boom wordt de ylang-ylangolie gemaakt, welke gebruikt wordt in verschillende parfums. Chanel nr 5 bestaat voor 10 % uit ylang-ylangolie.

Dinsdag 23/11/2021. We zijn weer paraat om kwart na 5 om de afgebroken tocht van gisteren voort te zetten. We varen stroomafwaarts richting de grens van Nicaragua. Ook nu zien we weer heel veel vogels: kaalkopooievaars in de vlucht, groene Ibissen, aalscholvers, Mexicaanse tijgerroerdompen, grote zilverreigers, de groene ijsvogel, de Amazoneijsvogel … en ook leguanen, basilisken, enkele schildpadden, kaaimannen en apen.

Een grote groep, zeker 30, zwarthand-slingerapen verplaatsen zich snel en met heel veel kabaal hoog in de bomen. Met hun lange ledematen en hun grote krachtige grijpstaart slingeren ze zich van boom tot boom, waarbij ze soms gigantische sprongen maken, en soms ook een eind naar beneden vallen. Soms maken de volwassen dieren een levende brug door zich met de staart vast te grijpen aan een boom en met de poten aan een ander, waardoor de jongen dan over hen heen kunnen lopen. Het liefst eten ze fruit, aangevuld met bloemen en bladeren. In de namiddag horen we datzelfde kabaal in de tuin vlak aan onze bungalow. Een vrouwtje zwarthandslingeraap met jong zit in een cacaoboom een vrucht te eten. Het jong heeft ze even van haar rug laten kruipen. Behendig haalt ze de bonen uit de vrucht, eet ze op en gooit de schil weg. Het jong kruipt terug op haar rug en weg zijn ze.

Telkens als je denkt dat het niet meer beter kan worden, is er weer iets bijzonders te zien zoals de prachtige zwartkop trogon met zijn grijs-blauwe oogring en zwartwit geblokte staart of onze volgende soort ijsvogel; de groene dwergijsvogel. Alle ijsvogels hebben een grote kop en een lange, scherpe, puntige snavel. Hun verenkleed heeft mooie heldere kleuren; vaak groen en blauw met oranje en witte tinten. Razendsnel duiken ze in het water om kleine visjes te vangen.We varen een kleine lagune binnen met wel 10 kaaimannen die op het slik liggen. Met hun mond open zien ze er vriendelijk uit, het lijkt wel een brede glimlach. Dat ze hun mond openhouden is vooral om af te koelen. Daardoor kunnen ze uren in de zon blijven liggen zonder het risico te lopen oververhit te raken.

Ook vandaag zit onze voormiddag boottocht erop. Dus is het weer tijd om te gaan ontbijten, wat te wandelen in de omgeving, rond te kijken in de tuin, te lunchen, in het zwembad plonsen en terug keren voor de tweede uitstap.

Alhoewel Alonso voorstelt om terug te keren naar waar wij deze ochtend waren en te zoeken naar de agamireiger (Agamia agami, zowat de heilige graal voor alle vogelaars die hier komen) verkiezen wij om terug stroomopwaarts te varen zoals gisterenmorgen. Het landschap aan de grote lagune heeft een diepe indruk op ons nagelaten: zó mooi!

Alonso wil ons zoveel mogelijk vogels en dieren tonen en manoeuvreert het bootje behendig links en rechts richting de oever om ons weer iets nieuws te tonen zoals Chileense kieviten of de slakkenwouw.

Op kleine bootjes en aan de oever van de rivier oefenen sommige lokale bewoners een van hun belangrijkste bezigheden uit, namelijk vissen.

In de verte zien we drie rode lepelaars (Platalea ajaja) staan. Traag varen we in hun richting om ze niet op te jagen. Het brede uiteinde van de lepelsnavel is heel gevoelig. Daardoor kan de lepelaar er heel goed insecten, kreeftachtigen en kleine visjes mee uit het water ‘lepelen’. Ze komen hier en in het noorden van Zuid-Amerika voor. De roze rode kleur van de veren ontstaat door een kleurstof uit de schaaldieren die ze eten. We blijven kijken tot het begint te schemeren en varen dan terug naar de steiger. Super!

Om naar onze volgende bestemming Volcán Arenal te rijden, nemen we de weg in oostelijke richting naar Los Chiles. Ook deze weg door het vlakke land is een echt paradijs. Uitgestrekte graslanden met soms een bomenrij en tussendoor een breed afwateringskanaal. We stoppen meermaals om naar het landschap te kijken, maar ook voor een koppeltje noordelijke kuifcaracaras, twee jabiroes, een rode lepelaar, een sloot vol reigers en kaalkopooievaars,….

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Caño negro’ weergeven

Per boot Caño Negro verkennen (1/2)

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Caño negro’ weergeven

In de Noordelijke Laaglanden bij de grens met Nicaragua bevindt zich ‘Refugio Natural de Vida Silvestre Caño Negro’; een van dé belangrijkste wetlands van het Amerikaanse continent. Het ongeveer 10.000 ha grote gebied (half de provincie Limburg) is voor veel vogels een broedplaats, maar ook een belangrijk overwinteringsgebied en rustplaats voor trekvogels die migreren tussen Noord- en Zuid-Amerika. Kortom een écht vogelparadijs én dit is onze volgende bestemming.

Vanuit Santa Elena rijden we eerst een heel tijdje parallel aan de ‘Laguna de Arenal’. Dit stuwmeer is ontstaan nadat men in 1973 een 88 m lange en 58 m hoge dam heeft gebouwd, daar waar de Río Arenal door een steile kloof naar beneden stroomde. Het is het grootste meer van Costa Rica met een lengte van 32 km bij een maximale breedte van 5 km en bedient de grootste hydro-elektrische centrale van het land. Over het water waait constant een stevige wind vanuit de Caraïbische Zee. Vandaar dat men in de buurt een groot windmolenpark met meer dan 100 molens heeft gebouwd. Costa Rica is dan ook wereldwijd koploper wat betreft duurzame energie en wil als eerste land ter wereld klimaatneutraal worden. Dat zou in 2022 al kunnen lukken want door het berglandschap met vulkanen is duurzame energie uit waterkracht, geothermie en wind vrij gemakkelijk en goedkoop te realiseren. Al drie jaar op rij heeft men de prijs die de burgers voor hun elektriciteit betalen verlaagd.

Het noordelijke deel van Costa Rica is overwegend vlak. Midden in het uitgestrekte moerasland ligt de ‘Laguna Caño Negro’, een meer waarin het water terecht komt dat van Cordillera de Tilarán, de centrale bergkam afstroomt. Het gebied kent een vochtig tropisch klimaat met een bijna constante temperatuur tussen 25°C en 30°C én heeft 2 seizoenen: het droge seizoen, van december tot april en het regenseizoen, van mei tot november. Vanaf de maand mei komt er heel veel water uit de bergen en loopt de ‘Laguna Caño Negro’ over en treedt de Río Frío, die ontspringt in het Tilarán-gebergte en uitmondt in het meer van Nicaragua, buiten zijn oevers. Ongeveer alles staat dan onder water en er vormen zich grote tijdelijke lagunes. In het droge seizoen veranderen deze in moddervlakten. Het water stroomt dan kriskras in geultjes en kanaaltjes terug naar de lagune en de rivier. In dit waterrijke gebied leven heel vele vogelsoorten, maar ook kaaimannen, leguanen en apen.

Vanaf Colonia Puntarenas (bij Upala) hobbelen we een uur lang over een leemachtige grindbaan naar het 25 km verder gelegen Caño Negro, het enige dorp in het reservaat. Achtereenvolgens passeren we langs maniok of yuca-, suikerriet-, ananas- en papajaplantages en vlakbij het dorp zijn er enkele veebedrijven.

Het reservaat van Caño Negro is enkel per boot toegankelijk via de Río Frío. Wij hebben een arrangement geboekt met 3 boottochten en een nachtwandeling.

Het is middag als we aankomen bij Hotel de Campo, dat direct aan een tijdelijke lagune ligt. De bungalows liggen verspreid in een botanische tuin met grote bomen, heel wat lokale fruitbomen, medicinale planten, diverse houtsoorten en sierplanten. Vanaf het terras voor het huisje hebben we zicht op de mooie lagune en zien we o.a. enkele soorten tangaren, suikervogels, grote kiskadie, geelwangamazones en toviparkieten die komen eten van de vruchten.

In de namiddag wandelen we naar de aanlegsteiger in het dorp. We zien onderweg enkele zwarte gieren, veel roodkopgieren (kalkoengieren) en een witbuikbosral. Er zijn in het dorp 2 aanlegsteigers, één aan de tijdelijke lagune, enkel te gebruiken in het regenseizoen, en de tweede iets verder aan de Río Frío zelf. Aan de eerste zitten enkele bootsmannen te wachten op klanten. De meeste bezoekers komen naar hier om te vissen op snoek, machaca (Brycon costaricensis – uit de familie van de piranha’s) en tarpons. Vooral de tarpon staat hoog op de verlanglijst van sportvissers. Caño Negro is een van de weinige plaatsen ter wereld waar hij in zoet water kan worden gevangen. Deze krachtige zilvergrijze roofvis die naast kieuwen ook longen heeft, kan tot 2,5 m worden en tot 150 kg wegen. Voor menig sportvisser dé ultieme uitdaging door de enorme kracht waarmee ze zich verzetten en hun indrukwekkende uithoudingsvermogen. Beroepsvissers zijn daarentegen niet geïnteresseerd in tarpons. Het visvlees is doorzeefd met vlijmscherpe graatjes en bovendien extreem zout van smaak.

Bij de steiger ligt een brilkaaiman met opengesperde muil vol scherpe tanden te zonnen. Die Nederlandstalige naam kregen ze door de benige rand rond de ogen die op een brilletje lijkt. Mannetjes worden ongeveer twee tot tweeëneenhalve meter lang, dus een stuk kleiner dan de grote Amerikaanse krokodillen. De kaaimannen zijn voor de mens relatief ongevaarlijk. Locals gaan zelfs zwemmen in hun buurt, want aanvallen doen ze haast nooit. Ze doen zich liever tegoed aan vissen, watervogels, hagedissen, schildpadden en slangen.

Opvallend zijn de kleine kuddes loslopende koeien. Het zijn Indische runderen (met een typische bult en slappe, erg grote afhangende oren) die rondstruinen en in de berm staan te grazen. Deze koeienvariëteit is goed aangepast om in een zwoel tropisch klimaat te leven. Ze verdragen de hitte zonder problemen doordat ze veel zweetklieren hebben zowel op de oren als op de huid. Economisch gezien zijn ze minder interessant: ze geven weinig melk van middelmatige kwaliteit en ook de vleeskwaliteit is ondermaats.

Om kwart na 5, de zon komt net op, zijn we al aan de steiger en varen we samen met Andrea, de manager van het hotel, stroomopwaarts over de Río Frío en dan door de kanalen naar de eerste lagunes. Er hangt nog een beetje nevel, maar al snel glinsteren de eerste zonnestralen in het water. Wat een mooi landschap! We varen voorbij aan enkele kaaimannen die op de oever liggen en zien zowel koeien als een kudde paarden op een hoger gelegen grasland staan. Bij de koeien zien wij Nicaraguaanse troepialen, een vogelsoort die enkel hier en rond het meer van Nicaragua voorkomt. Aan de oever en in de bomen zitten de eerste vogels al te poseren: Amazoneijsvogel, mangrove zwaluw, Bigua-aalscholver, grote zilverreiger, groene reiger, Amerikaanse slangenhalsvogel, ….

Jacana’s worden soms ook “waterkip” of “Mexicaanse kip” genoemd vanwege hun vage gelijkenis met een kip, ze hebben hele lange tenen, waardoor ze gemakkelijk over de drijvende waterplanten kunnen lopen.

We varen via enkele kanalen naar een zeer grote lagune die gedeeltelijk aan het opdrogen is tot een grote slijkvlakte. Al van ver zien we een moerasbuizerd zitten. Door het ondiepe water kunnen wij niet dichtbij komen. Deze buizerd (een doelsoort van vele Amerikaanse vogelaars) is overwegend kaneelkleurig, heeft een zwarte kraag en een bleke kop. Het is een echte viseter met grote klauwen met scherpe uitsteeksels waarmee hij de glibberige vissen goed kan vasthouden.

Daar waar het water wat minder diep is staan ontzettend veel reigerachtigen, ibissen en andere vogels te vissen. We zien hier ook 2 rode lepelaars, die helaas heel snel opvliegen. Jawel, rode lepelaars; het is eens wat anders dan roze flamingo’s! Dit is hun favoriete leefgebied, ze komen vissen in het slib en het ondiepe water. Ze broeden in de mangrove.

De mooie waarnemingen blijven zich opstapelen: we zien een wijfje van de kleine fuutkoet en er vliegen 4 soorten ijsvogels: de Amerikaanse reuzenijsvogel, Amazoneijsvogel, de groene ijsvogel en de groene dwergijsvogel,

Enkele epauletspreeuwen zitten te zingen in de struiken. Het zijn eigenlijk geen spreeuwen maar troepialen. Zij werden spreeuwen genoemd omwille hun zwarte glanzende veren. Daarnaast heeft het mannetje rode vleugelvlekken die omgeven zijn door kleine geel-witte strepen. Bij het zingen spreiden de mannetjes de vleugels waardoor de kleurige vleugelvlekken goed te zien zijn.

Heldergroene kroonbasilisken liggen in het ondiepe water en op de modder en zetten het op een lopen als we in de buurt komen. Ze bewegen hun poten zo snel dat ze voor even over het water kunnen lopen. Hoog in de bomen liggen tal van groene leguanen te zonnebaden in de ochtendzon. Volwassen dieren kunnen tot 2 m lang worden. Ze hebben werkelijk moeite moeten doen om over de dunne takken tot boven te klimmen. Ze kunnen variëren in kleur tussen grijsgroen en fel oranje in de paartijd. Als we verder varen horen we plots een hevige plons; een van hen heeft zich in het water laten vallen. Leguanen kunnen zich trouwens ook zonder problemen vanop hoogte gewoon op de grond laten vallen.

In de verte, net voor een bosrand staat een van de grootste vogels van Amerika: de jabiroe of reuzenooievaar. Na wat manoeuvreren kan de boot iets dichterbij komen, maar het blijft toch nog ver. Deze 1,20 m grote witte vogel heeft een kale zwarte kop, met een iets naar boven gerichte zware zwarte snavel en een opvallend rode keel en nek. Jabiroes leven in de buurt van lagunes en rivieren, voeden zich met vissen, weekdieren en amfibieën en af en toe een klein zoogdier of reptiel. De koppeltjes blijven samen voor het leven. Elk jaar keren ze terug naar hun enorme nest ergens in de hoogste boom van de omgeving.

De tijd vliegt. Na 4 uur zijn we terug bij de steiger, tijd voor het ontbijt. Wij hangen wat rond in de tuin en gaan lunchen. Wat is het heerlijk om na onze middagwandeling in het zwembad te springen om wat af te koelen.

Om 16 uur is het tijd voor onze 2de excursie. Deze keer varen we stroomafwaarts naar het ‘bos van Caño Negro’. De begroeiing van het bos bestaat uit grasgebieden en tropisch bos dat in de natte periode overstroomd wordt. Tussen de relatief lage bomen springen de forse palmbomen in het oog.

In Caño Negro valt het hele jaar door regen. Eerst vallen er enkele druppels, maar dan valt het water met bakken uit de lucht. We stoppen en leggen aan bij de oever, meestal duren de buien niet lang. Na een dik half uur varen we toch terug naar de aanlegsteiger. We kunnen de tour, als gepland niet afwerken. Pura Vida! dan zullen wij morgenochtend maar opnieuw proberen.

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Caño negro’ weergeven

Wandelen in het nevelwoud van Monteverde

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Monteverde nevelwoud’ weergeven

Na een laatste stop bij de oude zoutpannes van Mata de Limón, verlaten we de kuststreek en trekken we het binnenland in. Al snel daalt de temperatuur van 30°C naar 20°C, stijgt de luchtvochtigheid en krijgt de vegetatie en het landschap een alpien karakter. We zijn op weg naar Monteverde, een van de drie regio’s op de Cordillera de Tilarán, de centrale bergkam, waar het nevelwoud voorkomt.

Ook 10 dagen geleden, in de Paraiso quetzal lodge, waren we in het nevelwoud (aan de Pacifische kant). Het verschil met toen is dat het nevelwoud van Monteverde pal op de Continental Divide ligt waardoor zowel de warme opstijgende lucht vanuit de Caribische kant, als die vanuit de Pacifische kant tegen de bergflanken botsen. Zo ontstaan dikke, laaghangende wolken die beide kanten van de top in een quasi eeuwige nevel hullen. De wolkensluier drijft tussen het bladerdek dat het vocht vasthoudt, waarna de lucht afkoelt en tot druppels condenseert. Soms waait een stevige passaatwind deze nevel over de bergkam; men spreekt dan van horizontale regen.

In nevelwouden is de vegetatie het hele jaar door met nevel en wolken omgeven. Dat zorgt voor een hoge biodiversiteit met meer dan 3000 verschillende plantensoorten, 100 soorten zoogdieren, 500 vogelsoorten, 120 amfibieën en reptielen en een overvloed aan insecten, vlinders en anderen.

Van alle bossen wereldwijd is slechts 1% nevelwoud. Dit vrij uniek en uiterst kwetsbaar ecosysteem staat onder druk door de klimaatopwarming. Als de temperatuur stijgt dreigen de nevelwouden op te drogen, doordat de lucht pas op grotere hoogte gaat condenseren – hoog boven de huidige nevelwouden.

Het nevelwoud van Monteverde bestaan uit 3 reservaten. Het Monteverde Cloud Forest Reserve (Reserva biológica Bosque Nuboso Monteverde) is het bekendste en werd gesticht door een groep wetenschappers. Het Santa Elena Cloud Forest Reserve (Reserva Bosque Nuboso Santa Elena), wordt beheerd door de gemeenschap van Santa Elena. Zij gebruiken de opbrengsten ervan voor natuurbehoud en onderwijs. Het derde, het Children’s Eternal Rain Forest (Bosque Eternos de los Niños – ‘het eeuwige bos van kinderen’) is niet te bezoeken. Het is nog in volle ontwikkeling én is een uniek project. Het initiatief ging uit van een groep Zweedse schoolkinderen, die wereldwijd geld inzamelden om een deel van het regenwoud aan te kopen en te beschermen. Verworven met donaties van kinderen uit 44 landen is het momenteel het grootste privé-reservaat in Costa Rica.

Midden in dit gebied ligt het dorpje Santa Elena, net onder de nevelgrens. Het is een heel klein bergstadje, waar drie wegen samenkomen, waardoor het prima gelegen is om de omgeving te verkennen. Het dorp werd in 1951 gesticht door een groep van 11 Quaker-families uit Alabama, die de dienstplicht in Amerika wilden ontlopen. Net daarvoor had Costa Rica zijn leger afgeschaft, en tevens moedigde de regering buitenlanders aan om het land te komen ontwikkelen. Ze kozen dit vrij afgelegen gebied voornamelijk omwille van de vruchtbare en betrekkelijk goedkope grond. De families, die in de V.S. leefden van de melkveehouderij en de bijhorende zuivel, deden hier hetzelfde. Naast de succesvolle Monteverde Cheese Factory richtten ze ook de Cloud Forest School op. Tegenwoordig is het een tweetalige school (Spaans/Engels) ten dienste van de lokale gemeenschap – zowel Quakers als lokale Costa Ricanen – ,van kleuter- tot middelbare school. De gemeenschap, die zich altijd al heeft ingezet voor de natuur, nam ook de vooruitziende beslissing om een groot gebied op de steile hellingen te beschermen omwille van het zuivere water in de rivieren.

We verblijven hier in de comfortabele Cala lodge, even buiten het centrum en omgeven door een mooie tuin en enkele feeders aan het terras. De meerderheid van de vogels in Monteverde zijn vruchteneters. Het zijn spectaculair gekleurde vogels, die hier veel gemakkelijker te zien zijn dan tussen de dichte begroeiing in het woud. Zo zagen we er van dichtbij o.a. de Lesson’s motmot, de smaragd-arassari, bruine gaaien, meerdere soorten tangaren, ….

De Monteverde-regio staat ook bekend als het gebied met het grootste aantal orchideeënsoorten ter wereld. In de namiddag bezoeken we de Jardin de Orquídeas in Santa Elena.

Orchideeën vormen een grote plantenfamilie met ongeveer 25 000 soorten. Ze groeien over bijna de hele wereld maar verreweg het grootste aantal soorten komt in de tropische en subtropische gebieden voor. In Costa Rica schat men het aantal op ca. 1400. De Europese soorten zijn allemaal terrestrische soorten, die zoals de meeste planten met hun wortels of wortelknollen in de grond groeien. Slechts enkele van de in Costa Rica voorkomende soorten groeien in de aarde, het merendeel zijn epifyten. Ze groeien in de tropische gebieden hoog in de bomen, daarbij onttrekken ze geen voedsel aan de bomen en zijn het dus zeker geen parasieten zoals soms wordt beweerd. De wortels hangen vrij in de lucht en zijn blootgesteld aan regen en wind. Ze krijgen hun voedsel via mos en varens die op de schors of op de verteerde bladeren groeien. In de tuin zijn er ruim 400 soorten te zien uit de verschillende ecosystemen die Costa Rica rijk is. Ze staan niet allemaal in bloei, maar toch een hele boel.

Bij het binnenkomen in tuin krijg je onmiddellijk een loep om de details te kunnen bewonderen of om de vele kleine micro soorten te kunnen zien, zoals de Platystele jungermanniodes. Deze heeft bloemen met een diameter van slechts 2,1 mm en is hiermee ’s werelds kleinste orchidee.

De Aristolochia grandiflora of reuzenpijpbloem behoort niet tot de orchideeënfamilie, maar is wel de grootste bloem van Costa Rica. We zagen ze de vorige dagen in de buurt van de Tarcoles rivier. Tijdens de eerste dag dat de bloem bloeit lokt ze bestuivers door het verspreiden van een indringende aasgeur. De bloem is dan in vrouwelijke vorm en de insecten bestuiven de stamper met stuifmeel dat ze bij hebben van een andere bloem. De tweede dag verandert ze naar mannelijk en worden de vastgehouden insecten met stuifmeel bepoederd. Daarna verwelkt de bloem en worden de bestuivers vrijgelaten.

Twee jaar geleden bezochten we het Reserva Bosque Nuboso Santa Elena onder poncho’s in de regen, nu kiezen we voor het Reserva biológica Bosque Nuboso Monteverde. Uitzonderlijk met weinig mist, nauwelijks regen, en met tamelijk veel zon. Dit reservaat is het bekendste en vaak is het er erg druk met lange wachtrijen. Dat is nu helemaal niet het geval. Door de Covid-19 restricties in vele landen zijn er slechts weinig bezoekers. Na het meten van onze temperatuur en het onder toezicht wassen en desinfecteren van de handen, moeten wij ons paspoort voorleggen en kunnen we een toegangsbewijs kopen in de vorm van een polsbandje dat gescand wordt. Zo weet men wie in het reservaat is.

Er zijn meerdere routes, die men kan combineren tot een 10 km lange wandeling. Vanaf de ingang volgen we eerst de centrale bruine route, die traag bergop loopt naar de kam. Het is een zonnige dag met weinig nevelflarden waardoor de vele groentinten en de fraai gekleurde bloemen goed te zien zijn.

Wandelen in het nevelwoud is bijzonder indrukwekkend. Er staan veel verschillende soorten bomen door elkaar, die allemaal behangen zijn met epifyten zoals bromelia’s en orchideeën, maar ook met varens, korstmossen en mossen. Op de stam en de takken van de bomen kunnen de planten het water dat van de boomkruin naar beneden druppelt opvangen. Sommige bomen zijn begroeid met meer dan 100 verschillende soorten planten.

Het laatste stuk van de wandeling volgt even de Continental Divide. Door de felle koude wind die hier bijna altijd waait worden de bomen minder hoog. Bij het uitzichtpunt ‘La Ventana’ is het theoretisch mogelijk om beide kusten van Costa Rica zien. Hoewel het vrij helder weer is de zichtbaarheid toch nog beperkt. We gaan verder over de groene route. Tussen februari en april broeden hier meerdere Quetzals. Buiten het broedseizoen vertoeven ze in lager gelegen gebieden. Als hun favoriete wilde avocado’s ook hier vruchten dragen, komen ze terug. Naar verluid zouden er al een paar toegekomen zijn…

Er staan ongelooflijk veel verschillende soorten bomen. Dat is vooral te zien aan de tekening van de schors. Hier en daar loopt het pad langs een plek waar ooit gekapt is en er terug bos is gegroeid. (‘secundair bos’). De bomen zijn hier minder groot en staan verder uiteen met meer onderbegroeiing. Het is hier dat we een oranjebuiktrogon zien die een tijdje roerloos op een tak hoog in het bladerendek zit.

Het is zo rustig dat het lijkt alsof we het reservaat voor ons alleen hebben. Aan het einde van Sendero Cuecha, de zwarte route, is er een waterval. Onderweg er naartoe staan enkele gigantische bomen die zo wat de oudste in de omgeving zouden zijn.

Net buiten de ingang van het Monteverde Cloud Forest Reserve heeft men bij het terras van een souvenirwinkel en bijhorend cafetaria suikerwaterverdelers opgehangen. Ze werken als magneten op de kolibries die af en aan vliegen en niet schuw zijn. In het nevelwoud zijn er heel wat planten die voor hun bestuiving afhankelijk zijn van kolibries, vandaar dat ze op vele plaatsen het aanbieden van suikerwater proberen te beperken. We zagen o.a. de violette sabelvleugel, koperkopsmaragdkolibrie, purperkeeljuweelkolibrie, groenkruinbriljantkolibrie en de kleine violetoorkolibrie. Het suikerdiefje, een klein vogeltje dat hier rondfladdert, dankt zijn naam aan zijn voorliefde voor zoet. Het is geen kolibrie, doet niet aan bestuiving, kan niet stil blijven hangen in de lucht, maar prikt gaatjes in de bloemkelk om aan de nectar te geraken.

Je kan hier werkelijk blijven kijken en proberen om een mooie foto van een kolibrie te maken.

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Monteverde nevelwoud’ weergeven

Tárcoles en Carara NP

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Tárcoles en Carara NP’ weergeven

Ook de volgende dagen blijven we nog aan de kust van de Pacifische Oceaan, maar wel 120 km noordelijker, in de buurt van het Carara Nationaal Park.

Na het uitrijden van Quepos rijden we 25 kilometer onafgebroken tussen oliepalmplantages. Tot in de jaren 30 van de vorige eeuw was Quepos met zijn haven, hét centrum van de bananenindustrie. Midden vorige eeuw werden de bananenplanten aangetast door de verwoestende panamaziekte; een onbehandelbare schimmel die de planten via de wortel vergiftigt en doet afsterven. Hier heeft men toen alle plantages gerooid en vervangen door oliepalmen. De volledige bananen productie is nu geconcentreerd aan de oostkant van Costa Rica. Daar cultiveert men nu de Cavendish banaan, een andere variëteit dan destijds hier.

We volgen de Costanera Sur, een drukke weg, die min of meer de kustlijn volgt. Je kan hier niet naast de grote “Amerikaanse” trucks kijken. Het zijn vooral de trekkers die imposant zijn. Achter de cabine hebben ze een ruime slaapgelegenheid en vaak ook nog een extra kamertje. In Europa staat er een limiet op de totale lengte van een vrachtwagencombinatie, terwijl op het Amerikaanse continent alleen eisen gesteld worden aan de lengte van de oplegger. Een voorbij fietsende Tico, begreep het écht niet: vrachtwagens fotograferen? Hij had een beter idee, een foto van hem met een vrachtwagen in de achtergrond: Pura Vida!.

Meer naar het noorden liggen mooie stranden die van elkaar gescheiden worden door rivierdelta’s. Deze kuststrook is erg populair bij overwinterende Canadezen en bij surfers. Verschillende topsurfers hebben zich hier gevestigd en baten surfscholen uit. De stad Jacó is daardoor stillaan uitgegroeid tot een van de populairste badplaatsen in Costa Rica.

Dicht bij de kustlijn vliegen tal van grote vogels, naast bruine pelikanen zijn het Amerikaanse fregatvogels. De mannetjes hebben in de paartijd een roodgekleurde keelzak die ze kunnen opblazen. Hoewel ze altijd in de omgeving van water vertoeven zal men ze nooit op het water zien landen, zien zwemmen of duiken. Dat kunnen ze niet omdat hun verenkleed niet waterafstotend is. Wel blijven ze urenlang net boven het water zweven om vooral (vliegende) vissen en insecten te vangen. En natuurlijk lusten ze ook het afval van de vissersboten.

Bij het dorp Tárcoles steekt de weg de Tárcoles rivier over. De brug is dé plek om spitssnuitkrokodillen (Crocodylus acutus) te zien. Hoewel krokodillen langs de hele Pacifische kust voorkomen liggen onder en bij de brug, op de grens tussen zoet en zout water, vrijwel altijd tientallen exemplaren te zonnen. Om ze goed te zien moet je over een smalle stoep tot midden op de brug lopen en dat terwijl het zware vrachtverkeer langs je dendert. De spitssnuit kan 5 tot 7 m lang worden en tot 650 kg wegen. Het zijn echte roofdieren die een bedreiging vormen voor iedereen die in hun territorium durft te komen.

Bij de brug maken we kennis met Willy, dé vriend van de krokodillen, zoals hij zelf zegt. Jaar en dag is hij bij de brug op post om in ruil voor wat kleingeld op de geparkeerde auto’s te letten en de toeristen te entertainen. Onze auto besteedt hij nu even uit aan een ‘collega’, want hij wil ons tonen hoe goed zijn ‘vrienden’ hem kennen. Als hij roept komt de grootste krokodil ‘Michael Jordan’, het enigste mannetje in deze groep, aangezwommen. Op commando laat hij de kolos draaien en uit het water springen en happen naar het knakworstje dat hij aan een touwtje naar beneden heeft laten zakken. Ook neemt hij ons mee op wandel naar de andere kant van de brug waar een jonge, twee jaar oude krokodil ligt. Als hij “Godzilla” roept, zie je struiken bewegen en komt de kleine krokodil eruit gekropen om zich tonen. Zij krijgt als beloning enkele stukjes kippenkarkas toegeworpen. Helaas is een ander jong dat hij in “opleiding” had, recent door een van de grote opgegeten. Krokodillen zijn kannibalen!

We rijden naar het dorp Tárcoles en net als we willen gaan wandelen in de buurt van de rivier, valt een stevige bui, de eerste regen overdag sinds we een week geleden aangekomen zijn. Als het opklaart wandelen we over het strand naar de vissershaven. Langs het strand zien we o.a. groepjes koningsstern, lachmeeuwen, franklins meeuw en de willet, een grutto achtige vogel met een rechte snavel.

Het is een mooi beeld, de kleurrijke kleine bootjes op het strand, met daartussen de zwarte gieren en pelikanen die hun vleugels laten drogen. Ze wachten tot de vissers binnen varen en visafval net voor het strand in zee gooien. Normaal jagen pelikanen in groep, waarbij ze de vissen naar ondiep water drijven. Aan hun snavel hangt een grote keelzak waarmee ze de vis uit het water scheppen.

De 250 ambachtelijke vissers van Tárcoles werken samen in een coöperatieve. Doordat iedereen zich aan de regels en afspraken houdt kan men op de traditionele, duurzame manier blijven vissen en toch concurreren met de industriële vissers. Zo mag elke visser een bepaalde hoeveelheid vangen, waarvoor hij een gegarandeerde en eerlijke prijs krijgt. Men vist hoofdzakelijk op snoek, meerdere soorten zeebaars, een soort hondshaai en garnalen.

Vorige keer hadden we zo’n druk programma dat er geen tijd overbleef om de omgeving van de Cerro lodge te verkennen. De lodge ligt op een heuvel boven de rivier en de huisjes staan verspreid in de bloemenrijke tuin. Een aangename wandeling gaat in de richting van de rivier.

Bij enkele verbena struiken zijn een aantal kolibries actief waaronder de kaneelkleurige amazilia (Amazilia rutila). In de buurt van de receptie horen en zien we de gestreepte helmspecht (Dryocopus lineatus) met zijn opvallend vlamrode kuif.

In de buurt van het zwembad bij het restaurant, staan enkele feeders. ’s Avonds, op weg naar hun nestplekken in het Carara reservaat, komen geelvleugelara’s of Scarlet Macaws hier eten van de vruchten van de amandelbomen (árbol de almendro), en zelfs van de zaadjes op de voedertafel. Met z’n 90 cm is de geelvleugelara best wel een indrukwekkend en kleurrijk beest: een rood lijf en staart en geelgroen met blauwe vleugels. Daarnaast hoor je ze door hun krijsende roep al van ver. Ze zijn hyperactief: vliegen rond, gaan zitten en zijn continu met elkaar aan het spelen, altijd met twee, want eens ze een koppel zijn, blijven ze voor de rest van hun leven samen. Wij maakten foto’s van de geelvleugelara’s als ze kwamen foerageren in de amandelbomen aan de vissershaven.

Als het om half 6 licht wordt zijn we al aan de stijger voor een boottocht over de Río Grande de Tárcoles. We varen eerst stroomopwaarts. Onmiddellijk valt op dat een aantal zandbanken verdwenen zijn en de vaargeul verder van de oever ligt. Dit is het gevolg van zware regenval in de zomer van 2020. Onze tocht begint goed: 2 baltsende Mexicaanse tijgerroerdompen. Maar er is uiteraard veel meer te zien: kaalkopooievaars, geelkruinkwakken en enkele reigers zoals de Amerikaanse kleine zilverreiger, de witbuikreiger en de kleine blauwe reiger. Er staan verschillende Amerikaanse slangenhalsvogels te drogen in de zon, de meeste zijn vrouwtjes die iets minder fraai zijn dat de mannetjes. Zijn naam dankt deze vogel aan zijn extreem lange, dunne nek. Op de zandbanken en de oevers liggen de spitssnuitkrokodillen te zonnen. Zo van dichtbij zijn ze nog indrukwekkender dan vanaf de brug.

We varen terug stroomafwaarts, net voordat de rivier in de oceaan uitmondt, stroomt hij door een uitgestrekt wetland en door een mangrovebos. Dit uiterst kwetsbaar ecosysteem, dat nauwelijks toegankelijk is, is een belangrijk broedgebied voor heel veel vogels zoals aalscholvers, pelikanen, ijsvogels en fregatvogels, maar ook voor vissen en allerlei andere dieren zoals slangen, hagedissen, en tal van zeedieren. Tussen de bomen of onder de lange wortels in het water, hebben ze hier de kans om veilig op te groeien. De vedetten hier zijn de kleurrijke ijsvogels waarvan we 4 soorten te zien krijgen: de Amerikaanse reuzenijsvogel, de groene ijsvogel, de groene dwergijsvogel en de Amazone ijsvogel. Ook zien we hier de schuitbekreiger. Duidelijk herkenbaar aan de brede, afgeplatte snavel die lijkt op een omgekeerde boot. Daar hij nachtactief is zit hij gedurende de dag roerloos in een boom.

De Tárcoles rivier is ook erg goed voor roofvogels, logisch want het aanbod aan voedsel is hier enorm. Dichtbij de monding zien we weer andere vogels waaronder heel veel fregatvogels, bruine pelikanen, witte ibissen, kaalkopooievaars, een geelkopcaracara…

Voor een bezoek aan het Parque Nacional Carara trekken we bijna een ganse dag uit. Al aan de poort wijst Antonio, onze gids vandaag, ons op een Goulds trogon die op een elektriciteitsdraad zit. Trogons komen enkel voor in tropische bossen. De bekendste van de familie is de quetzal. Alle trogons zijn fel gekleurd, ongeveer 25 cm groot en hebben een korte brede snavel, een gekleurde ring rond het oog en een lange gestreepte staart die precies recht afgesneden is.

Dit park is vrij uniek omdat het een overgangsbos is, tussen het tropisch droogbos van het noordwesten en het tropisch regenwoud van het zuidwesten. In het droge woud staan bomensoorten, die in de droge periode hun bladeren verliezen om vocht te sparen. Hierdoor kan het zonlicht doordringen tot op de bodem en is er vaak een rijke bodembegroeiing, ook worden de bomen niet hoger dan 15 meter. In het tropische regenwoud staan de altijd groene soorten, die tot wel tot 90 meter hoog kunnen worden, dicht opeen. Het dicht bladerdek laat nauwelijks zonlicht door, waardoor de ondergroei eerder arm is.

Er zijn twee trails: De Laguna Meandrica trail, in de buurt van een oude arm van de Tárcoles-rivier. Dit pad, dat onderloopt in het regenseizoen hebben we de vorige keer gelopen. Momenteel is het gesloten tot in december het droge seizoen start.

De Quebrada Bonita trail start bij het bezoekerscentrum. We volgen dit goed onderhouden verharde pad en daarna wandelen in lussen ook op enkele zijpaden. Hoewel het om 8 uur al rond de 30°C is, is het aangenaam wandelen in de schaduw.

In het begin van de wandeling krijgen we heel wat uitleg over de verschillende bomen en planten. De bladverliezende boomsoorten hebben allemaal een verschillende bloeitijd. Vanaf januari kleuren achtereenvolgens de kruinen roze, daarna pastel roze, zachtgeel tot de vermiljoen kleurig in maart. Opmerkelijk is ook dat alle bomen van een bepaalde soort op dezelfde dag beginnen te bloeien. Wanneer de regen valt in april of mei staan deze bomen weer in knop. Graag zouden we op bomen en struiken een naam plakken, maar helaas kennen we geen naslagwerken die ons hierbij zouden kunnen helpen (bestaan die wel?).

In de kruinen van deze bomen broeden in maart / april ca. 200 paartjes geelvleugelara’s. Nu maken ze enkel kabaal en vliegen ze regelmatig over. Zonder gids hadden zeker de groen-zwarte pijlgifkikkertjes niet zien zitten of ook de witsnorbaardkoekoek niet. Ook wijst hij ons op enkele vleermuizen die hangen te slapen, eerst enkele zwarte exemplaren, daarna witte. Er zitten in dit park rond de honderd verschillende soorten vleermuizen.

Naast verschillende kleinere vogeltjes zien we nog twee trogons, een zwartkeeltrogon met gele buik en een Massena’s trogon met een rode buik. Trogons eten graag fruit, maar ook insecten zoals rupsen, mieren en torren, alsook kikkers en hagedissen. Om trogons te spotten moet je goed uitkijken, eens de ochtendkoelte verdwenen is zitten ze roerloos op een donkere schaduwrijke plek hoog in de bomen rond te kijken.

De gids vertelt ons dat de omgeving van een traag kabbelend beekje de favoriete plek is van enkele geelbroekmanakins, ze hebben daar een ‘lek’ (= meerdere baltsplaatsen met elk een mannetje op korte afstand van elkaar). Eerst horen we enkel een raar knetterend geluid, daarna zien we een mannetje manakin die hyper kinetisch in en uit het water hoppend een bad neemt, daarna van tak tot tak springen. Wat mooi! Het is een klein zwart vogeltje met een felrode kop en felgele dijen. Het vrouwtje dat hier ook rondvliegt is onopvallend groen.

Manakins hebben een heel spectaculair baltsgedrag met dans en gymnastiek. Het meest speciale dansje, is dat van deze geelbroekmanakin. In het voorjaar gebruikt hij het lek als een podium, waarop hij goed zichtbaar voor de vrouwtjes een dansje opvoert dat doet denken aan James Brown of aan de moonwalk van Michael Jackson. De vrouwtjes vliegen rond en gaan aan elk lek kijken wat het mannetje daar te bieden heeft, de beste danser wint!

YouTube filmpje van National Geographic met zijn dansje:  de dans van de geelbroekmanakin 

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Tárcoles en Carara NP’ weergeven

Aan de Pacifische kust in het Manuel Antonio National Park

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Manuel Antonio NP’ weergeven

Het nationale park Manuel Antonio is met 7 km² het kleinste van Costa Rica maar tevens ook het populairste. Dit komt door zijn weelderige jungle, de overvloed aan dieren en de prachtige stranden. Het is dan ook schitterend gelegen. Vanuit het stadje Quepos loopt een smalle kronkelweg tussen de bossen over een steile bergkam om dan uit te komen bij een mooi strand met heel wat hotels. Daarachter ligt het park op een schiereiland met twee prachtige witte zandstranden: Playa Espadilla Sur en Playa Manuel Antonio. Heel veel Tico’s, maar ook toeristen, komen hier voor het strand.

Het park is een van de beste plaatsen voor natuurobservatie. De vele dieren als apen, luiaards en wasberen maar ook leguanen, hagedissen en allerhande vogels zijn hier weinig schuw en laten zich vooral in de vroege morgenuren goed zien.

We hadden de wekker gezet om, als het park om 7 uur opent, bij de ingang te zijn. Dat bleek echter niet nodig, want om vijf uur werden we al gewekt door een groep kapucijnapen die met veel kabaal over het dak heen en weer renden.

Net als in andere parken moet je een toegangskaartje kopen. Sinds Corona kan dat enkel nog online. Bij de ingang van het park wordt eerst je temperatuur gemeten, dan moet je je handen wassen en wordt niet alleen je toegangsbewijs samen met je paspoort gecontroleerd, maar ook de inhoud van tassen en rugzakken. Waar ze twee jaar geleden nog wilden vermijden dat plastiek en voedsel dat ongezond is voor de dieren zoals snoep, chips en pinda’s naar binnen gebracht werden, is nu alle voedsel strikt verboden. Apen en neusberen zijn zo sluw, zelfs agressief, dat ze heel dichtbij komen om te bedelen of eten te stelen. Op het strand maken ze zelfs onbewaakte tassen open om ze leeg te roven.

Zoals in meerdere parken hanteert men twee prijzen: de toeristen betalen hier $ 19,00, de locals $ 3,00 of omgerekend 2000 Colones. (De naam colon is een verwijzing naar de Spaanse naam van Christoffel Columbus; hij noemde het kustgebied waar hij tijdens zijn 4de reis aan land kwam ‘Costa Rica’).

Vanaf de ingang loop je onmiddellijk op een planken-pad, de Mangrove Boardwalk. ‘Mangrove’ dat enkel voorkomt in de tropen, is zowel de naam van het (bos/moeras) gebied, als van de bomen en struiken die er voorkomen. De (aangepaste) soorten groeien in een zoute bodem die bij vloed overspoeld wordt door de zee en waarbij slib wordt aangevoerd, dat dan bij eb weer wegspoelt. Vele soorten hebben dan ook extra steun-, adem- of luchtwortels, waartussen allerlei dieren leven.

Na 100 m splitst het pad: rechts gaat het verder door de mangroven naar het strand, links naar het pad met de naam ‘perezoso’ wat luiaard betekend. Hier over een breed gravelpad lopen ook de gidsen met hun groepjes. Net als zij speuren wij ook de bomen af en het duurt echt niet lang of we zien een drievingerige luiaard hangen in de toppen van een cecropia boom. Deze boom is familie van onze brandnetel en de bladeren zijn zijn lievelingseten.

Er zijn twee geslachten luiaards: eentje met twee en eentje met drie klauwen aan de voorpoten. Dit is een drievingerige luiaard nl. een kapucijnluiaard (Bradypus variegatus), door zijn rond gezicht met stompe neus en zwart oogmasker ziet hij erg schattig uit.

Luiaards brengen de meeste tijd van hun leven hoog in de bomen door. Daar hangen ze met hun haakvormige vinger- en teenklauwen aan een tak of liggen ze min of meer opgerold te rusten.

De Nederlandse naam is misschien niet zo goed gekozen, want echt lui zijn ze niet, maar wel ontzettend traag. De taaie, leerachtige bladeren verteren moeilijk en leveren maar weinig energie op. Ze leven echt in slow motion. ’s Morgens warmen ze zich graag op en dan kan je ze spotten op een zonrijke plek zoals hier langs het pad.

De pels heeft dikwijls een groene schijn. Dit zijn de algen die tussen de haren groeien. Ze zorgen niet alleen voor een schutkleur, ze bevatten ook essentiële voedingsstoffen die luiaards opeten als elkaars vacht verzorgen. In die vacht leven ook motten die de algengroei in toom houden.
Luiaards klauteren één, soms twee keer per week naar beneden om hun behoefte te doen. Ze maken dan een kuiltje onder aan de boom waarin ze de keuteltjes leggen. Dat geeft niet alleen een beetje mest aan de boom, maar is ook het voedsel voor de larven van de motten. Maar waarom komt hij daarvoor dan naar beneden? Er is een theorie die stelt dat deze motten dan heel snel hun eitjes leggen en terugkeren naar hun gastheer voordat deze terug in zijn boom kruipt.

We lopen een eerste keer tot aan de cafetaria / souvenirshop in het midden van het park en keren terug naar de ingang via de mangrove Boardwalk. Onder de planken staat er op sommige plekken water en in de modder tussen een wirwar van wortels valt er heel wat leven te bespeuren. Het meest opvallen doen de kleurrijke mangrovekrabben, ze graven gangen in het slib waar ze bij gevaar inkruipen. Het valt op hoe donker het is onder de bomen. We zien nog een helmbasilisk of Jezus Christushagedis, zo genoemd omdat het dier op zijn achterpoten over het water kan rennen. Verder nog enkele slapende vleermuizen, basilisken, enkele witzwarte grondleguanen (Ctenosaura similis) en heel veel paddenstoelen.

We keren terug naar het gravelpad waar we een groep mantelbrulapen horen. Ze zijn ongeveer even groot als de luiaards, zo’n 50 cm hoog. Ze bewegen razend snel tussen de takken van de hoogste bomen. Het is niet gemakkelijk om ze te observeren, laat staan een goede foto te maken. Iets verder hangt een tweevingerige luiaard; het is een Hoffmannluiaard (Choloepus hoffmanni). Terug aan de cafetaria/souvenirshop hebben enkele witschouderkapucijnapen (Cebus capucinus) zich verzameld op het dak van een infopaneel. Het is de enigste plek waar snacks verkocht worden en waar men mag eten. Hoewel in het reservaat voor hen volop gezond eten aanwezig is, weten ze dat rond het middaguur de bezoekers naar hier komen voor een hapje en een drankje. Om de hapjes is het hun te doen, om die vast te krijgen hanteren ze meerdere tactieken: vriendelijk aandacht trekken en bedelen, mensen doen schrikken zodat ze het eten laten vallen, of in groep agressief en bliksemsnel alles van de tafels stelen.

Hier starten de twee wandelingen. Eerst volgen we links de Mirador Trail, die naar twee uitzichtpunten gaat. Niet een echte lange wandeling, want het tweede uitzichtpunt is afgesloten. Vroeger was dit deel van het reservaat een boerderij. Getuige daarvan zijn de vele Guanacaste bomen, de nationale boom van Costa Rica. Deze bomen die wel 35 m groot kunnen worden staan vaak op veeboerderijen waar ze schaduw geven. Ook ons bieden ze wat aangename verkoeling. Tot onze verassing zagen wij een witstaarthert het pad oversteken.

Tijd voor de andere wandeling: de Punta Catedral trail. Punta Catedral was ooit een eiland, maar is nu door een zanderige strook of landbrug met het vaste land verbonden, een Tombolo. Slechts weinig toeristen bewandelen dit pad dat door het oerwoud loopt en de contouren van het eiland volgt. Helaas is het pad in zeer slechte staat en zijn de verschillende uitzichtpunten die hoog in verschillende richtingen over de Grote Oceaan uitkijken afgesloten wegens instortingsgevaar. Vanaf het pad konden we hier en daar zowel fregatvogels als bruine pelikanen voorbij zien zweven en hoorden wij toekans en papegaaien. Ook zat er op het pad een agoeti (Dasyprocta), ook wel goudhaas genoemd en zagen we enkele witschouderkapucijnapen van dichtbij. De apen zijn vernoemd naar de kloosterorde van de kapucijnen, omdat hun gezicht doet denken aan de kappen van monniken.

De twee stranden in het nationale park zijn kleine paradijsjes: een afgesloten baai, zacht wit zand, kokospalmbomen op het strand die zorgen voor verkoelende schaduw en azuurblauw warm water. Kortom heerlijk om even te relaxen. Ook wij installeren ons en wagen ons aan een verfrissende duik in de Stille Oceaan.

Ook op het strand is er veel leven. Regelmatig zien wij een witzwarte grondleguaan en het krioelt er van de heremietkreeftjes. Bij Heremietkreeften is het achterlijf niet beschermd door een kalkpantser, waardoor ze erg kwetsbaar zijn. De oplossing die ze hiervoor hebben is dat ze met hun achterlijf in het verlaten huis van een slak kruipen. Ze hebben wel zekere voorkeuren, maar ze gebruiken in principe wat voorhanden is en als hun huis te klein geworden is, dan zoeken ze een nieuw.

Op dinsdag is het park is gesloten en zijn de straten van Manuel Antonio dorp zo goed als leeg. Voor we doorrijden wandelen we nog even naar het strand tegenover ons hotel. De zwarte gieren en de geelkopcaracara’s hebben nu de stranden voor zich alleen. Beide zijn weinig kieskeurige alleseters, die graag al lopend hun voedsel verzamelen. Op een elektriciteitsdraad zit een Tropische Koningstiran roerloos te wachten tot zijn prooi voorbij komt vliegen. Heeft hij eenmaal een insect in het vizier, dan is hij plots razendsnel. De groefsnavelani is een prachtige, geheel zwarte vogel met een enorme gebogen snavel en een zeer lange staart die bijna net zo lang is als zijn lichaam.

Als we doorrijden moeten we al na een paar honderd meter de auto aan de kant zetten omdat we een groep vriendelijk ogende roodrugdoodshoofdaapjes (Saimiri oerstedii citrinellus ) in de wegkant opgemerkt hebben. Ze steken de weg over; enkele gewoon over de rijbaan, de meeste, een 40-tal via de elektriciteitskabels. Ze staat al jaren op de lijst van bedreigde dieren en komen in Costa Rica enkel hier en in het Parque Nacional Corcovado voor. ‘Doodshoofdaapje’ klinkt wat raar, maar de Nederlands naam is afgeleid van hun gezichtstekening: Een grijze kop met witte keel en oren en donker rond de mond. Het zijn alleseters, die door hun schattig voorkomen vaak voedsel aangeboden krijgen door mensen. Helaas worden daardoor vele dieren ziek.

We gaan ontbijten in de bakkerij van “El avion”. Op het eerst zicht lijkt het erop alsof hier een vliegtuig tegen de berg gevlogen is en is blijven liggen. Dit restaurant met bakkerij is gebouwd rond een Fairchild C 123 vrachtvliegtuig, gekocht door de Nicaraguaanse contra’s van het Amerikaanse leger, maar nooit gebruikt. Tot in 2000 stond het te verkommeren op de luchthaven van San José. Voor 3000 dollar kon de eigenaar van het restaurant het kopen en liet hij het in stukjes naar de huidige plek brengen. De binnenruimte doet nu dienst als bar. Dat is pas recyclage!

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Manuel Antonio NP’ weergeven

Het nevelwoud van San Gerardo de Dota en de schitterende quetzal

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Het nevelwoud van San Gerardo de Dota en de schitterende quetzal’ weergeven

Vanuit San José nemen we de Carretera Interamericana naar het zuiden, die na Cartago door het Talamanca gebergte loopt. Deze belangrijke weg, een deel van de Pan American Highway, werd in de jaren 50 aangelegd en loopt doorheen het hele Amerikaanse continent van Alaska tot Vuurland. Hoewel beschreven als snelweg is deze verkeersader veelal een tweebaanweg zonder verlichting. Wel stellen we vast dat de kwaliteit van de weg de laatste 2 jaar erg is verbeterd. Men heeft over het wegdek een dikke laag asfalt gelegd waardoor er geen verzakkingen en kuilen meer in de weg zitten. Gevaarlijk is nu de diepe afgrond naast de weg, waardoor even stoppen aan de kant van de weg écht niet meer kan.

We zijn onderweg naar de Paraiso quetzal lodge, gelegen op 2650 m in het leefgebied van de quetzal (wordt uitgesproken als “ketsal”). Waar het twee jaar geleden tijdens deze rit de ganse tijd regenachtig was met laaghangende wolken, schijnt nu de zon met hier en daar een wolk. Daardoor kunnen we het landschap zien: dicht bij de centrale vallei zijn dat alpiene weiden met grazende koeien en hier en daar een boomgaard. Bij de eerste stop staat Habenaria monorrhiza, een veelvoorkomende grondorchidee.

De weg gaat flink bergop en volgt de Continental Divide, de bergkam die de waterscheiding vormt tussen de twee oceanen. Bij de gele kerk van Cañón stoppen we voor het uitzicht over de beboste bergen en vallei. Vanaf nu rijden we door een wel heel specifiek soort tropisch bos: nl het nevelwoud. Nevelwouden zijn terug te vinden in de tropen op een hoogte tussen 1500 en 3000 meter. Ze zijn constant omgeven door wolken die op mist lijken. Die wolken ontstaan als warme vochtige lucht uit lager gelegen gebieden stijgt. Het vocht condenseert dan tot fijne druppeltjes: de nevel. In de loop van de namiddag is de lucht zo verzadigd dat er een regenbui valt, waarna het dan voor even opklaart. De bomen in het nevelwoud staan redelijk ver uit elkaar, waardoor het zonlicht de grond goed kan bereiken. De ondergroei is hierdoor dicht en moeilijk doordringbaar. Door hun hoge vochtigheidsgraad zijn de stammen en de takken van de bomen behangen met dikke pakketten mossen, varens, orchideeën en bromelia’s.

Paraiso quetzal lodge, die gelegen is naast het Los Quetzales National Park, bestaat uit vrijstaande houten huisjes die verspreid liggen in een mooie hellende tuin. Op het terras, bij het restaurant, hangen feeders die gevuld zijn met suikerwater waar kolibries op af komen. Met hun lange tong zuigen ze het suikerwater of de nectar uit bloemen op. Ze hebben een enorm snelle vleugelslag waarmee ze stil voor een bloem kunnen blijven hangen en zelfs achteruit kunnen vliegen. Als je luistert lijkt het of er een enorm insect hangt te zoemen, hun Engels naam hummingbird is daarvan afgeleid. We zagen onder andere: Irazukolibrie (Panterpe insignis), Lawrence’ kolibrie (Eugenes spectabilis), kleine violetoorkolibrie (Colibri cyanotus), roodbuik-juweelkolibrie (Lampornis castaneoventris) en de vulkaankolibrie (Selasphorus flammula).

De volgende drie nachten verblijven we in het gele huisje met een geweldig uitzicht, dicht bij het hoofdgebouw. Het is kleiner dan dat van vorige keer, maar de elektrische radiator slaagt erin om het te verwarmen. Drie van de vijf voorziene dekens volstaan voor een aangename nachtrust. Op deze hoogte kan het flink afkoelen. Als er ’s nachts weinig wolken zijn kan de temperatuur zelfs dalen tot in de buurt van het vriespunt.

We hebben om kwart voor 6 afspraak aan de receptie met David die ons naar een boerderij zal brengen waar de quetzal regelmatig gespot wordt. Deze mythische vogel (Pharomachrus mocinno), heet in het Engels ‘Resplendent quetzal’ of ‘luisterrijke, glansrijke quetzal’. Hij behoort tot de familie van de trogons, en is volgens velen de mooiste vogel ter wereld. In de oude culturen van de Azteken en Maya’s was deze vogel heilig en ook elders genoot deze vogel hoog aanzien als symbool van vrijheid. Dit omdat de quetzal onmogelijk in gevangenschap kan gehouden worden. Hij overleeft dit nooit. In die culturen werd het doden van een quetzal bestraft met de dood!

Tijdens de broedtijd van februari tot en met mei is het mogelijk om de quetzal in de buurt van de lodge te zien. De rest van het jaar is het minder simpel. Quetzals eten, naast bramen en kleine insecten, het liefst de vruchten van de aguacatillo of wilde advocado, een plant uit de laurierfamilie. Naargelang het seizoen zoeken de vogels vruchtdragende bomen op, hoger of lager op de helling en soms aan de Pacifische dan weer aan de Caraïbische kant van de bergketen.

De Paraiso quetzal lodge en hun gidsen werken samen met de boeren uit de buurt die tegen vergoeding zorg dragen voor de wilde advocado bomen die op hun terrein staan. Al snel is ons duidelijk dat David ons naar hetzelfde erf brengt als 2 jaar geleden. Over de hoofdweg moeten we een 8 tal km terug naar het noorden rijden, daarna nemen we een zijweg naar beneden. Als we achter de stal langs het glibberige pad omhoog naar de aguacatillo wandelen, zien we de boer al staan glunderen en zwaaien. Vlak voor ons op een tak zit een mannetje, met een lange staart. Zo dichtbij dat we niet eens de verrekijker hoeven te gebruiken. Net als we hem goed in beeld hebben, zien we er nog één, en daarboven twee, drie …ze vliegen op en aan … we kijken en tellen. Verschillende zonder lange staart, maar ook met … het houdt niet op. Om sommige momenten lijken het wel fluo groene glimmende kerstballen in een boom.

Alles samen zien wij meer dan 10 quetzals, waarbij op een bepaald moment zeker 4 volwassen mannetjes gelijktijdig in de aguacatillo-boom zitten om er vruchten te plukken. Deze slikken ze dan in hun geheel in, waarna het vruchtvlees wordt verteerd en de grote pit na 20 minuten wordt uitgespuugd.

Na de eerste euforie, krijgen we de tijd om ze goed te observeren. Quetzals zijn tot 40 centimeter groot. Ze hebben een metaalglanzende smaragdgroene kop, rug en vleugels, een diepe karmozijnrode borst en witte veren onderaan de lange staart. Volwassen mannetjes (vanaf 3 jaar) hebben een gele snavel en vier staartdekveren die wel zo’n 60 tot 80 cm lang kunnen worden. Bij de wijfjes zijn de kleuren wat minder uitbundig, het groen nijgt naar turquoise, de bek is zwart en de staartveren ontbreken.

Het mannetje maakt het meest indruk, met zijn iriserende groene staart als hij vliegt. Eerst zijn het maar korte afstanden tussen de aguacatillo en een andere boom, later gaan ze verder weg om te rusten. Dan zijn het telkens sierlijke zweefvluchten met een lange groene wimpels als een sleep. Een unieke ervaring!

Het is ondertussen bijna 8 uur, de zon schijnt volop en het wordt warm. Helaas, daar houden de quetzals niet van, ze gaan dan schuilen onder het bladerdek en kunnen uren roerloos blijven zitten.

Tijd om terug te keren naar de lodge en om te gaan wandelen in het nevelwoud. Er zijn hier vijf uitgestippelde routes.

Nevelwouden met hun hoge biodiversiteit en vele endemische planten en dieren behoren tot de meest kwetsbare ecosystemen en zijn zeer gevoelig voor de klimaatverandering. Ze hebben het hele jaar door veel regen en vocht in de vorm van nevel nodig. Zelfs als de hoeveelheid neerslag slechts gedurende een deel van het jaar zou verminderen, zijn de gevolgen niet te overzien.

Door de hoge luchtvochtigheid is de flora in de nevelwouden erg uitbundig en gevarieerd. In tegenstelling tot het regenwoud is de onderste etage dichtbegroeid en zijn de bomen minder hoog. Rond de 2500 meter hoogte worden de bomen nog maximaal 25 meter hoog. Opvallend zijn de vele epifytische planten, zoals korstmossen, bromelia’s, orchideeën en de grote verscheidenheid aan mossen, wolfsklauwen, varens, klimplanten, paddestoelen, struiken en planten. Aan de rand van het nevelwoud en in de tuin treffen we naast de kolibries ook tal van andere kleurrijke vogeltje aan. Een buitengewoon pareltje is de goudbrouworganist (Chlorophonia callophrys)

Elke wandeling heeft wel iets bijzonders, een snel stromend bergbeekje, een waterval, reuzegrote boomvarens, duizend jaar oude cypressen of gewoon het wrak van een vliegtuig, jaren geleden hier neergestort door een gebrek aan brandstof.

Als vijfde wandeling hebben we de ‘Los Gigantes’ trail gelopen. Dit afgesloten reservaat ligt iets verder van de lodge. Een pad loopt door een bos van indrukwekkende eiken die hier al eeuwen staan. De grootste boom hebben ze de “General Sherman Tico” genoemd naar de grootste boom ter wereld in het Sequoia Park in de Verenigde Staten.

Vanaf de Paraiso Quetzal Lodge rijden we verder over de Carretera Interamericana naar het zuiden. Bij de volgende afslag nemen we de weg steil naar beneden naar het langgerekt bergdorpje San Gerardo de Dota, in de vallei van de Savegre rivier. In het broedseizoen van de quetzal is dit een uitstekende plek om ze te spotten. We rijden eerst tot het einde van het dorp, wandelen even langs de rivier en gaan daarna iets drinken bij Miriam’s Quetzals.

Dit eethuisje is gekend voor zijn terras met voederplanken en een schitterend uitzicht op de vallei. Naast de kolibries, de eikelspecht (Melanerpes formicivorus) en de Smaragd-arassari (Aulacorhynchus prasinus) komt ook een koppeltje bloedtangare (Piranga bidentata) van het fruit eten. Het mannetje is oranje-rood-achtig en het vrouwtje geel-achtig. Een hele leuke plek, om te onthouden, voor een volgende keer!

Net voorbij de afslag naar San Gerardo de Dota verandert het landschap volledig; de hoge bomen verdwijnen en we zien enkel nog een begroeiing van stuiken. We rijden nu door een heel speciaal ecosysteem: het ‘páramo pluvial subalpino’. Een landschap dat enkel voorkomt in hoog gelegen gebieden in de tropen, zowat tussen 3500 m en 5000 m. Men vindt het vooral terug in het Andesgebergte, maar ook hier in Costa Rica zijn er een paar plaatsen op de centrale bergketen; de Cordillera de Talamanca,.

Deze plek, Cerro de la Muerte of heuvel des doods, heeft zijn naam gekregen ter nagedachtenis aan hen die in het verleden, voor de aanleg van de Carretera Interamericana, hier zijn omgekomen. Het waren veelal slecht voorbereide reizigers die verdwaalden in de nevel en stierven door de nachtelijke vrieskou.

Bij km paal 89, loopt een weg naar een hogerop gelegen antennepark. Ook vandaag hebben we extreem veel geluk want we zijn hier net op een moment dat het niet regent en er geen nevel hangt. Wel voel je de zon branden op de huid, op deze hoogte boven 3500 m is de ultraviolette straling groot. De begroeiing bestaat hoofdzakelijk uit pollen páramo-grassen, lage heideachtige struiken, boomvarens, kleine vetplanten, wolfsklauwen, mossen en korstmossen, maar ook mooie grotere planten zoals distels. Op sommige plekken is er zompig veen. Het uitzicht is werkelijk fenomenaal. Niet gemakkelijk, maar we slagen erin om enkele vogeltjes te zien zoals de piepkleine vulkaankolibrie en de irazukolibrie.

We zouden graag wat langer blijven, maar helaas we hebben een reisdag en zijn onderweg naar onze volgende plek: het Manuel Antonio Nationaal Park bij het stadje Quepos aan de Stille (Pacifische) oceaan. Bij aankomst op de kamer hebben wij een schitterend zicht op het palmenstrand met de ondergaande zon.

Fotoalbum ‘Costa Rica 2021 – Het nevelwoud van San Gerardo de Dota en de schitterende quetzal’ weergeven