Tapirus lodge en Braulio Carillo

Fotoalbum ‘Costa Rica 2023 – Tapirus lodge en Braulio Carillo’ weergeven

De laatste twee dagen van onze rondreis verblijven we in de Tapirus lodge. Een eco lodge die deel uitmaakt van ‘Rainforest adventure’, een op de natuur gericht avonturenpark. ‘Rainforest adventure’ is een privé regenwoudreservaat en heeft 2 attracties: 10 zip-lijnen en de Aerial Tram: een kabelbaan tussen en boven de boomtoppen.

Deze lodge ligt (voor ons op de weg naar de luchthaven), aan de Guápiles highway die San José verbindt met de havenstad Limón. Het gebied sluit aan bij Braulio Carrillo, het grootste nationale park van Costa Rica. Dit uitgestrekte park, vernoemd naar de 3de president van Costa Rica, ligt aan de noordkant van de centrale vallei op de flank van 2 vulkanen: de Volcán Brava en de Cacho Negro.

De belangrijkste kenmerken van Braulio Carrillo zijn tegenstrijdig. Enerzijds is er de enorme uitgestrektheid van het ruige en ondoordringbare oerwoud. Anderzijds is er de drukke snelweg die er dwars doorheen loopt met spectaculaire en adembenemende uitzichten. Berucht vanwege het ontbreken van afscherming bij de ravijnen en canyons, vanwege de mistbanken, windvlagen en felle regenbuien en vanwege de vele files en zware ongevallen.
Net na het dorp Guápiles verlaten we de snelweg bij de ingang van het adventure park. Omdat we hier verblijven mogen we met de auto ongeveer 2 km verder rijden tot bij de 5 bungalows en de receptie aan het vertrek van de ‘Aerial Tram’. Dagjesmensen moeten boven parkeren en worden met kleine bussen naar dit centrale punt gebracht.

Of we iets bijzonders willen zien of doen? De tapirs, natuurlijk! Ok, we waarschuwen jullie als ze in de buurt zijn! De rit met de kabelbaan? ’s Morgens vroeg doen, dat is de beste tijd!

We verkennen de omgeving met de 3 km lange rondwandeling door de jungle over de verharde paden. In dit pre-montane regenwoud (regenwouden in het laaggebergte) staan de altijd groene soorten, -die tot wel tot 90 meter hoog kunnen worden- dicht opeen. Het dicht bladerdek laat nauwelijks zonlicht door, waardoor de ondergroei eerder arm is.
We zien er een groep dieren die op het eerste zicht op everzwijnen lijken, het zijn echter halsbandpekari’s. Ze leven in groepen van ongeveer 15 dieren. Dat we ze vrij dicht kunnen benaderen is omdat ze heel slecht zien en horen. Wel maken ze zelf vrij veel lawaai om met elkaar te communiceren. Ze zijn druk bezig met het uitgraven van wortels, knollen en jonge boomscheuten, ook de insectenlarven en wormen die ze tegenkomen eten ze op.
Net buiten het bos zien we 2 schuwe maar ook nieuwsgierige zwartsnaveltoekans. Deze kleurrijke vogels met hun opvallende grote snavel zijn nauw verwant aan spechten. Dat zie je aan hun poten waarvan twee tenen naar voren en twee naar achteren zijn gericht. Ze zijn zo’n 50 cm groot en hebben korte vleugels en een vrij lange staart. Ze zijn erg lenig en kunnen zich in alle richtingen op en rond de takken bewegen. Omdat ze alles en nog wat eten (ook eieren en jonge vogels) noemt men ze ook wel de ‘bad guys’ van de jungle.

Er zijn heel wat terrariums met slangen en kikkers. Je ziet hier dieren die in beslag werden genomen en naar verluid niet meer zouden kunnen overleven in het wild.
Ook is er een serre met vlinders. Door het warme klimaat en doordat er het hele jaar door bloeiende planten te vinden zijn is Costa Rica een ideaal leefgebied voor vlinders. Ongeveer 90 procent van de vlindersoorten van Midden-Amerika en 18 procent van alle soorten op aarde zijn hier te vinden. In de serre fladderen vlinders die ook buiten de serre voorkomen. Alleen zijn ze hier van dichtbij te bekijken, zoals onder andere de oranje passiebloemvlinder, de siproeta epaphus en meerdere grote uilvlinders. Deze zijn te herkennen aan de grote ‘ogen’ als tekening op de onderkant van de vleugels.

Eens dat om 16 uur de kabelbaan gesloten is en alle bezoekers weg zijn lijkt het erop dat we het hele park tot morgenvroeg 8 uur voor ons alleen hebben.

’s Morgens zijn we vroeg buiten. In een van de bomen hangt een Kapucijnluiaard. Bij de verbena struiken fladderen enkele kolibries rond zoals de erg fraaie paarskopkolibri. Tot onze verbazing vliegt er plots zowel een vrouwtje als een mannetje witkruinkolibrie of snowcap rond! Een onvergetelijke waarneming! Wat is hij mooi en onmiskenbaar! Slechts 6,5 cm groot en daarmee een van de kleinste kolibries. Maar dan die kleuren: iriserend brons, paars en donkerrood, in contrast met een glanzende witte vlek, zijn petje.

Deze uiterst zeldzame kolibrie komt enkel voor in Midden-Amerika; in vochtige bossen op berghellingen aan de Caribisch kant, op hoogtes tussen 500 en 1000 meter. Meestal vertoeven ze hoog in het bladerdak. Soms komen ze naar struiken aan de rand van het bos, zoals hier. Rancho Naturalista, waar we vorige week waren, is volgens velen de meest gunstige plek om de snowcap te kunnen zien. Toen hadden wij geen geluk. Wat ons opviel is dat wij de snowcap de eerste ochtend om 6:25 uur fotografeerden, en de 2de ochtend om 6:26. Klokvast dus? Hij liet zich telkens maar hooguit 1 à 2 minuten zien en daarna was hij nergens meer te bespeuren. Bij de die-hard vogelaars en fotografen staat het mannetje met stip bovenaan op hun lijst van gezochte kolibrie soorten.

Net als we bekomen zijn van deze schitterende waarneming en willen ontbijten, komt men ons roepen. Een wijfje Midden-Amerikaanse tapir (Bairds tapir) met haar jong zijn in de buurt. Deze tapir bezoekt om de paar dagen dezelfde modderpoelen vanwege de minerale zouten die uit de klei worden afgescheiden. Daarbij passeren ze het restaurant en de werkplaats van de arbeiders en gidsen. We laten alles staan en rennen samen het bos in. Tapirs leiden namelijk een vrij rustig en teruggetrokken leven. Ondanks dat ze steeds dezelfde paden gebruiken zien maar weinig mensen dit dier in het wild. Tussen de struiken zien we de twee staan. Hier in een hoekje werden wat etensresten gegooid waar ze zich nu te goed aan doen. Ze zijn zo dichtbij dat ze moeilijk te fotograferen zijn. Deze tapirs hebben de grootte van een ezel, een zwarte huid en een korte slurf. Die slurf is eigenlijk een verlengde neus en bovenlip, die ze gebruiken om takken vast te pakken om ze van bladeren te ontdoen of om fruit te plukken.

Twee uitzonderlijke waarnemingen op zo korte tijd en dan moet de rit met de Aerial Tram nog komen. Ook hier heeft men een verrassing voor ons! Omdat we hier logeren mogen we zo vaak als we willen gebruik maken van de kabelbaan. Een super leuk aanbod wat we graag accepteren.

Deze kabelbaan was de eerste ter wereld die gebouwd werd in een tropisch bos. De 3 kilometer lange kabelbaan bestaat uit een reeks open gondels die geruisloos op twee niveaus door de lucht zweven en zowel over een vallei als tegen een berghelling omhoog loopt. Wat een ervaring om van dichtbij tussen en vooral boven het bladerdek te zijn. Het is echt verrassend om het regenwoud waar we al zovele wandelingen in deden eens vanuit een heel ander perspectief te zien. Het bladerdek lijkt stevig en dicht. Daartussen priemen nog veel grotere bomen die tot wel 90 meter en meer zijn, zoals o.a. de kapokboom. In het bladerdek heerst er een ander klimaat, het is er koeler, er is meer licht en er wordt meer regen opgevangen. De laatste jaren houden wetenschappers zich bezig wat er zich in het bladerdek afspeelt. Tal van dieren hebben zich aangepast aan een leven hier en komen zelden of nooit naar beneden.

Net als we in de namiddag klaar staan voor onze laatste jungle wandeling zien we iets groots bewegen tussen de struiken. Het is een Noordelijke boommiereneter! Hij is helemaal niet geïnteresseerd in ons en zoekt verder naar insecten en dan vooral mieren of termieten. De derde fantastische waarneming van deze dag!
Boommiereneters kunnen erg goed klimmen, ze zijn 50 cm groot en hebben een staart die ook nog eens zo lang is. Hun vacht is goudbruin met twee zwarte banden op de rug. Ze hebben een zeer smalle kop met kleine oogjes en oren en een lange, buisvormige snuit. Als hij mieren heeft gevonden likt hij ze in een razend tempo op met zijn lange tong.

In de namiddag doen we als afsluiting van deze reis de mountain trail, een wandeling zonder verharde paden die je mag doen op voorwaarde dat je een stok meeneemt en rubber laarzen aantrekt. Beide zijn écht wel nodig. Het is een avontuurlijke wandeling doordat je over omgevallen bomen moet klauteren en door beekjes moet waden. De bodem bestaat uit rode vochtige kleverige klei, waarin je bij elke stap bijna tot aan je enkels zakt. De humuslaag is erg dun; insecten, bacteriën en schimmels breken het organische afval zeer snel af. Door de stok te gebruiken kan je jezelf recht houden op het gladde glibberige pad en kom je niet in de verleiding om je vast te pakken aan een of andere tak. Dat is namelijk erg gevaarlijk omdat er zich slangen of bijtende insecten op schuil kunnen houden. Ook kan je beter geen planten aanraken omdat ze soms hevige huidirritaties veroorzaken. Daarnaast zijn de bewegingen en de trillingen van de stok een signaal voor de slangen om … snel weg te kruipen.

Wat een dag, wat een reis!
Fotoalbum ‘Costa Rica 2023 – Tapirus lodge en Braulio Carillo’ weergeven

Tortuguero National Park

Fotoalbum ‘Costa Rica 2023 – Tortuguero’ weergeven

Van de kille hooglanden dalen wij af naar de warme vochtige Caraïbische kust. Het nationale park van Tortuguero bestaat, behalve uit wetlands, uit een smalle strook kustgebied langs de Caraïbische kust in het noordoosten van Costa Rica. Het park werd opgericht om het broedgebied van schildpadden en in het bijzonder van de groene zeeschildpad (soepschildpad) te beschermen. Al vanaf de Spaanse verovering in de 16de eeuw werd er op grote schaal jacht gemaakt op de volwassen dieren voor het vlees en werden de eieren geraapt vanwege hun vermeende lustopwekkende eigenschappen. Vooral de groene zeeschildpadden, die ook zonder voedsel een paar maanden in leven bleven, werden door de zeevaarders op hun reizen meegenomen. De meest gangbare maaltijd op de schepen, schildpaddensoep werd in de 19de eeuw een delicatesse in de rest van de wereld. Daarvoor werden deze dieren, o.a. in Tortuguero, tijdens strooptochten massaal afgeslacht. Rond 1950 waren ze, op een tiental dieren na, hier dan ook zo goed als uitgestorven.

De toegang tot het nationale park ligt in het dorpje Tortuguero, dat in 1930 gesticht werd toen men er startte met de exploitatie van het regenwoud. Om het kostbaar hardhout gemakkelijk te kunnen transporteren werden kanalen gegraven die de lagunes en de talloze zoetwaterkreken in het uitgestrekte moerasgebied met elkaar verbinden. De tocht over de open zee was te gevaarlijk en er ging te veel hout verloren. Maar de houtkapbedrijven gingen failliet nadat de houtvoorraad in de oerbossen uitgeput raakte. Sinds het nationale park in 1975 werd opgericht, is het resterende regenwoud beschermd en komen er jaar na jaar weer meer zeeschildpadden aan land om op het lange strand hun eieren in te graven.

Elk jaar komen meer dan 100.000 bezoekers naar Tortuguero. Het is dan ook veruit het populairste natuurpark van Costa Rica. Het bijzondere aan het nationale park van Tortuguero is dat het enkel te bereiken is met kleine vliegtuigjes of per boot. De meeste toeristen boeken dan ook een georganiseerde trip vanuit San José.
We zijn in een baanhotel in Guápiles blijven logeren en al om 7 uur in La Pavona. Wie hier steigers of een haven verwacht is mis, het inschepen gebeurt gewoon in een bocht van de rivier en de jongen met het groene T-shirt verkoopt de kaartjes. We parkeren de auto op de bewaakte parking voor de volgende twee dagen en kopen 3 retour tickets, 2 voor onszelf een één voor onze bagage die een eigen zitplaats krijgt. Normaal zetten de publieke boten iedereen af aan de kade in het centrum van het dorp, maar de schipper belooft ons af te zetten aan de Mawamba lodge en ons er ook weer komen op te halen. Prima service dus.

De boottrip is eigenlijk een uitstap op zich, met schitterend zicht op de lagunes en op het weelderige regenwoud. Door de lage waterstand, een gevolg van de getijdewerking, wordt er vooral in het begin traag gevaren. Langs de oever zien we eerst vooral veeweiden en akkerlanden. Verderop varen we tussen bos en hangen de bomen over de rivier. Zilverreigers en tal van steltlopers waden langs de groene oevers op zoek naar lekkere hapjes. Onderweg zijn er geen dorpen, enkel hier en daar een hutje van hout of bamboe. Ze zijn gebouwd op palen om ze te beschermen tegen slangen en overstromingen. Na 1,5 uur worden we afgezet bij de Mawamba Lodge. Deze ligt 1 km ten noorden van het dorp op de smalle zandbank tussen het grote kanaal en de Caraïbische Oceaan.

We laten onze bagage achter bij de receptie en wandelen eerst naar het strand, dat nauwelijks honderd meter verderop ligt. Dit donkere zandstrand strekt zich uit over een lengte van 30 km langs de Caraïbische kust. Het ligt bezaaid met zwerfhout. Tussen juli tot oktober, enkel in de nachten dat er geen maan aan de hemel staat, komen de schildpadden aan land om hun eieren in te graven. Het zwarte zand absorbeert de warmte en is daardoor een ideale broedplaats. In die periode kan je excursies boeken waarbij er kans is om dit met eigen ogen te zien.
Het strand ligt er verlaten bij. Het is onveilig vanwege de krachtige stroming en de hoge golven en er is een grote kans op aanvallen door haaien.

We wandelen verder tot in het dorp. Het is niet meer dan een lange straat met een geel kerkje, kleurrijke huisjes, enkele pensions, heel veel souvenir winkeltjes en eenvoudige eethuisjes. Her en der staan er nog roestige machines uit de tijd van de massale houtkap. Langs de kant van het kanaal waar vroeger het hout werd verscheept, zijn er dokken waar de bezoekers en de goederen aankomen.

Vanaf die steiger vertrekt om 11 uur een boot naar Cerro de Tortuguero zo’n 6 km naar het noorden en aan de andere kant van het kanaal. Dit is een kleine uitgedoofde vulkaan die ongeveer 1,8 miljard jaar geleden werd gevormd. Tot een jaar geleden was dat een moeizame klim vanwege de losse rollende lavastenen. Nu hebben ze trappen gebouwd die eindigen aan een platform met een adembenemend uitzicht van 360 graden op de Caraïbische laaglanden. Met zicht op het weelderige bladerdek van de jungle en op het uitgestrekte netwerk van kanalen en lagunes. De warmte en de vochtigheid wegen door tijdens deze klim van een paar honderd treden naar het hoogste punt aan de Caribische kust in Costa Rica.

Aan de voet van de Cerro wandelen we eerst over het onverharde pad verder noordelijk tot waar het schiereiland ophoudt en daarna de ander kant op tot bij de kleine gemeenschap van San Francisco. Een charmante plek en een oase van rust, waar de bewoners de tijd hebben om op een bank te zitten en er hoogstens iemand met een fiets of kruiwagen passeert. Zoals afgesproken: om 15 uur komt de boot ons terug ophalen om ons bij de lodge af te zetten.

Het grote voordeel van de Mawamba Lodge is dat het slechts een kwartiertje lopen is tot aan het dorp en vandaar slechts 5 minuten tot het ranger station van het Nationale park. Zo kunnen wij op dag 2 al vroeg met de “Jaguar Trail” wandeling starten. Deze wandeling loopt zo’n 3 km parallel aan het strand door het bos in een gebied dat bezocht wordt door jaguars. De kans dat je overdag hier een jaguar tegenkomt is uiterst klein. Jaguars zijn immers schemer-actieve dieren. Toch hangt er bij de ingang een groot bord met alle stappen die je in zo’n geval moet volgen. Stiekem hopen we toch die instructies te moeten gebruiken. Helaas! De enige jaguar die we gezien hebben was een tekening.

Sinds enkele jaren zijn het aantal schildpadden fors toegenomen, maar ook het aantal jaguars. Nu men dit intensief onderzoekt, stelt men met verbazing vast dat het afgelopen jaar meer dan 400 schildpadden gedood werden door jaguars.
We wisselen het wandelen langs het pad af met regelmatig een doorsteek/stop op het strand. In het broedseizoen maken de schildpadden hier hun nesten. Langs het pad is er heel wat te beleven. Er fladderen heel wat vlinders rond. Ondanks dat we op slechts enkel meters staan, hakt de koningsspecht rustig verder gaten in de bomen op zoek naar insecten. Een zwarte rivierschildpad wandelt langs het pad op zoek naar een zonnige plek. Deze schildpadden komen voor in vochtige en waterrijke milieus in Midden-Amerika. Enkele Buffons ara’s laten luidruchtig weten dat ze hoog in de bomen boven ons zitten. Het zijn grote bladgroene papegaaien met een felrood donzig voorhoofd en blauwgroene vleugels. Ze komen uitsluitend voor in de laaglandbossen. Enkele jaren geleden schatte men hun aantal op 300 tot 400 koppeltjes. Doordat men de laatste jaren veel wilde amandelbomen is gaan aanplanten is de populatie zich goed aan het herstellen.

In de namiddag gaan we mee met de begeleide boottocht die door de lodge wordt georganiseerd om de kanalen en moerassengebieden te verkennen. Bij het vertrek zien we een Hoffmannluiaard (2 vingers) in een boom boven het water hangen. Daarna varen we naar het ranger station waar men zorgvuldig de toegangsbewijzen tot het nationale park controleert. Het Canal de Tortuguero, is het 113 km lange kanaal dat parallel aan de oceaan langs de Caraïbische kust loopt. Het is een druk bevaren kanaal waarop bananen en andere landbouwproducten worden vervoerd naar de havenstad Moín zo’n 80 km verderop. Langs de oever zien we in de bomen groene leguanen rusten met hun poten en staart lui over de takken hangend. Bij het water loopt een jacana en haar kuikens. Verder zien we een kleine blauwe reiger, een groene reiger en slangenhalsvogels.

Vanaf het brede kanaal varen we door enkele smallere kanalen. We zien nog heel wat watervogels, een vissende Amazoneijsvogel, een kaaiman en enkele brulapen en horen we het gekrijs van papegaaien. Ook zien we twee keer een kroonbasilisk. Net als alle basilisken kan de kroonbasilisk korte afstanden op het water afleggen. Hun achterste tenen zijn voorzien van kleine schubben die naar beneden wijzen. Deze schubben zorgen ervoor dat de totale oppervlakte van de teen groter is, waardoor de dieren in staat zijn om op water te “lopen”.

Op dag 3 bleven we in de tuinen van de Mawamba lodge. Ze zijn beplant met kleurrijke heliconias, siergember en grote bomen. We zien er o.a. een lachmeeuw, een tropische koningstiran en een grote kolonie luidruchtige Montezuma oropendolas. De wijfjes zijn op dit moment bezig met het weven van de tot één meter zakvormige nesten die aan een lange draad in een boom hangen.
Dan is het tijd om terug te varen. Zoals afgesproken komt men ons ophalen aan de lodge en zet men ons na 1,5 uur af in La Pavona. Prima service!

Fotoalbum ‘Costa Rica 2023 – Tortuguero’ weergeven

Regio Turialba

Fotoalbum ‘Costa Rica 2023 – Regio Turialba’ weergeven

Hotel Quelitales en Rancho Naturalista

Van de Caribische laaglanden reizen we door naar de hooglanden ten zuidoosten van Cartago. Dankzij het hoogteverschil varieert de vegetatie van laag montaan regenwoud tot nevelwoud. Hier gaan we op 2 plekken logeren, nl. in de lager gelegen Rancho Naturalista lodge en in hotel Quelitales op 1950 m. Dit hotel, waar we de volgende drie dagen gaan verblijven ligt letterlijk aan het einde van het dorp Cachí in de Orosi vallei bij het Nationale park van Tapantí. Het meest speciale aan dit park is: dat het er … extreem nat is! De steile bergen aan de oostelijke kant van de Continental Divide vangen de vochtige lucht op die vanaf de Caraïbische kust komt aanwaaien. Elk jaar valt er in dit gebied tussen 6,4 tot 7,9 meter regen. Ja, goed gelezen, bijna 8 meter regen. Het is dan ook de meest vochtige plek van het Costa Rica.

Maar “Ieder nadeel heb zijn voordeel!” De natuur is hier overweldigend; met de rijkste flora, de meest weelderige en ongerepte nevelwouden, met daartussen grotere en kleine koffieplantages. Ongeveer 150 snel stromende beekjes en rivieren en ontelbaar vele watervallen voeren het water af naar een enorm stuwmeer dat grote delen van Costa Rica van drinkwater voorziet en waar hydro-elektrische turbines stroom opwekken.

In deze schitterende omgeving zijn de vogels de echte vedetten. De verschillende endemische soorten zorgen ervoor dat heel wat natuurliefhebbers en fervente natuurfotografen uit heel de wereld naar hier komen.

Als we in de late namiddag bij het hotel arriveren worden we begroet door de José Alvarez. Hij is niet alleen de eigenaar en befaamde chef-kok van hotel Quelitales, maar ook een fervente amateur ornitholoog / fotograaf. Hij nodigt ons uit om binnen een half uur naar het platform bij de waterval te komen om (hopelijk) de schubkapmierpitta te kunnen zien. Dit is een klein vogeltje dat in het bos bijna altijd dicht bij de grond vertoeft en gespecialiseerd is in het eten van mieren of larven. Hoewel deze soort een groot verspreidingsgebied heeft in de hoger gelegen tropische bossen van Midden- en Zuid-Amerika, zijn er maar weinig plekken waar men ze effectief kan zien. Al enkele jaren gaat José een paar keer per week rond 16u30 naar het bospad naast de waterval met een doosje met daarin wormpjes. Onderweg trommelt hij op het doosje en roept hij de ‘Lulu Lulululu…’. Hij strooit enkele wormpjes verspreid op het pad, waarna het vogeltje, het spoor van de wormpjes volgend, uit het donkere bos tevoorschijn komt. Gedurende enkele minuten, net lang genoeg om zich vanachter het kijkscherm te laten bewonderen, huppelt het vogeltje op zijn lange krachtige pootjes rond. Wat een leuk vogeltje met een wit snorretje! De veertjes op de borst en buik zijn roestkleurig, terwijl deze op de kop en rug blauwgrijs zijn en vaag op schubben lijken.

De aanbeveling voor deze streek, aan de ondergrens van het nevelwoud is: breng regenkleding mee! … en dat klopt volledig. In de vroege ochtend komen de wolken aanwaaien die dan tegen de helling opbotsen en de hele omgeving in een dichte mist hullen. Door de condensatie begint het dan te druppelen waardoor alles erg kil en vochtig gaat aanvoelen en niets meer opdroogt. Vanaf de middag begint het dan feller te regenen, waarna er soms een korte droge periode volgt. De fototoestellen hebben we niet meegenomen op de wandelingen. Ook al omdat de hellingen erg steil zijn. Door de overvloedige regen is het eerder schuifelen door de modder, dan stappen. Toch is het een absoluut prachtige omgeving met een spectaculair landschap en reusachtige bomen die behangen zijn met dikke pakketten van mossen, varens, bromelia’s en orchideeën.

Gelukkig zijn er bij de waterval twee overdekte platformen met zicht op de kolibrie-feeders en vanuit het restaurant heeft men zicht op de tuin. Hier heeft José, net als tussen de huisjes heel wat struiken aangeplant die nectar te leveren voor kolibries. Tot nu heeft men hier 31 verschillende soorten hier kunnen waarnemen. Hierbij enkele zeer bijzondere soorten zoals de groenvoorhoofdlancetkolibrie. Dit is een vrij grote kolibrie met superlange rechte snavel en een “glinsterende” groene vlek op het voorhoofd. Deze kolibrie stelt erg hoge eisen aan zijn leefwereld: een erg vochtig bergbos grenzend aan een snelstromende beekje. Zijn favoriete eten is nectar van epifyten, zoals maretak. Ook de nestplek is heel speciaal, steeds onder een overhangende rotswand naast of boven snelstromend water zodat hij op tijd en stond een bad kan nemen. Klokvast om 6 uur 45 zit hij elke morgen een paar minuten in een struikje bij de waterval. Bij de suikerfeeders zal deze kolibrie niet komen. Daar zagen we dan weer anders soorten zoals de zwartbuikkolibrie, de ronduit schitterende groenkruinbriljantkolibrie, de violette sabelvleugel, …

Vanuit het restaurant is het boeiend om het doen en laten van zowel de grijskopchacalaca, een grote kipachtige vogel met lange nek en staart, als van 2 soorten oropendola’s te observeren. Zowel de Montezuma als de zeldzamere Wagler’s oropendola zijn inheems in Midden-Amerika en komen hier graag van de opgehangen bananen eten. Het zijn vrij grote vogels, die een uniek en nogal raar gedrag hebben om de aandacht van de vrouwtjes te trekken. Eigenlijk gesuggereerd hun naam het al: ‘gouden slinger’. Een mannetje oropendola gaat op een dunne horizontale tak staan met zijn tenen er omheen gewikkeld. Dan spreidt hij zijn vleugels en zwaait rond de tak zodat hij ondersteboven hangt, en zijn gele staartveren goed te zien zijn. Soms keert hij de beweging om, vaak maakt hij een salto rond de tak als een gymnast aan de rekstok. Tegelijkertijd laat de vogel zijn luide roep horen: “Wheeeeeeee!”

In vogelvlucht ligt Rancho Naturalista slechts 20 km verwijdert van hotel Quelitalis. Om er te geraken moeten we helemaal achterom door de vallei van de Orosi rivier rijden. Bij het plannen van deze rondreis stond een verblijf in de Rancho Naturalista lodge met stip op nummer één. Dit is dé belangrijkste vogellodge in Costa Rica, een van de beste in Midden-Amerika. Hét probleem is: al jaren vooruit zijn alle kamers in deze lodge volgeboekt voor de periode januari – maart en dat ondanks een prijs van $ 400 per nacht. We zijn dus al heel blij dat we, hoewel het slechts één nacht is, hier kunnen verblijven.
Het landgoed van Rancho Naturalista ligt op ongeveer 900 m hoogte bovenop een heuvel. Naast zorgvuldig aangelegde tuinen is er ook een bos dat in de loop der jaren verjongd is, een grote open weilanden en boomgaarden. Allemaal biotopen die uiterst aantrekkelijk zijn voor vogels.

Velen ervan zijn te zien vanaf het overdekte terras of vanaf het balkon, vanwaar men een geweldig uitzicht heeft op de Turrialba-vulkaan. Rond het terras heeft men diverse vruchtdragende bomen en vogelvriendelijke struiken aangeplant. Ook staan er een paar kolibrie-feeders en worden er bananen opgehangen en wat mais uitgestrooid. We zagen er o.a. meerdere tanagaren, zoals de palmtangare, de roodkeelmiertangare en de zomertangare. Maar ook een olijforganist, de bontkeelsaltator, een maskerparulazanger, een witvoorhoofdtiran … . Ook enkele zoogdieren komen naar hier om de bananen te stelen die voor de vogels zijn neergelegd. Zo ook, naast enkele eekhoorns en een agoeti, de zwartbruine veelvraat. Deze slanke tot één meter grootte marterachtige is een dagdier, dat zich snel door de bomen en over de grond voortbeweegt. Het zijn, zoals zijn naam al doet vermoeden, echte alleseters.

Na de lunch, regelt Lisa, de eigenares van de lodge dat we op pad kunnen met Diego, een ervaren natuurgids. Met hem rijden we naar La Mina waar we bij de Tuis rivier kans hebben om de zonneral (sunbittern) te zien.

Vrijwel onmiddellijk zien we de elegante, reigerachtige vogel over de stenen stappen. Maar dan, springt hij naar een verderop gelegen steen en krijgen we het ingewikkelde geel tot oranje-kastanjekleurige vlekkenpatroon op elke vleugel te zien. Waaw, wat mooi is dat! Niet voor niets wordt dit een van de meest oogverblindende vogels ter wereld genoemd. Hij heeft zijn nest in een tak boven de rivier. In de telescoop zien wij de kop van een jong. Zolang ze voor hun jongen moeten zorgen zullen de vogels in de nabije omgeving vertoeven.
’s Anderendaags stoppen wij hier opnieuw om te proberen een sublieme foto van de zonneral met open vleugels te maken; helaas schiet onze apparatuur te kort!
Hier kan je wel blijven naar kijken! Maar we moeten verder, de volgende halte is Rancho Bajo. Bij het huis en in de tuin van Lisa’s moeder staan heel wat verbena-struiken. De paarsblauwe bloemen zijn erg aantrekkelijk voor kolibries die hier maar al te graag nectar komen zuigen.

Hier komen enkele bijzondere en uiterst zeldzame kolibries voor zoals de zwartkuifkoketkolibrie, de bronsstaartpluimkolibrie, de kroonbosnimf, de kleine streepkeelheremietkolibrie en de snowcap of witkruinkolibrie. Dit is één van de weinige plekken in de wereld waar men grote kans heeft om de feeërieke snowcap kolibrie te zien.

Ook wij hopen hier een mannetje snowcap te kunnen zien. De piepkleine kolibrie heeft de kleur van rode wijn en een helderwitte kruin. Helaas, het zijn enkel de kleine vrouwtjes met een sneeuwwitte buik en korte rechte snavel die zich tonen. Het mannetje van een andere soort liet zich echter wel zien, de roodstaartamazilia. Ook de groenborstmango, de paarskopkolibrie, de bronsstaartpluimkolibrie en de zwartkuifkoketkolibrie zagen we. Maar het is in de late namiddag en dus zoals te verwachten begint het steeds feller te regenen. Ook de kolibries gaan dan schuilen in de struiken.
Niet alleen voor de omgeving en vogels is Rancho Naturalista een toplocatie. Deze comfortabele lodge staat bekend om haar ontspannen en warme sfeer. De gastronomische gerechten met verse lokale ingrediënten serveert men aan lange tafels, zodat de internationale gasten met elkaar kunnen praten en ervaringen kunnen uitwisselen.

Al bij zonsopgang is het druk op het balkon vlak naast onze kamer. De meeste gasten verzamelen hier om het ontwaken van de vogels te observeren onder het genot van een kopje koffie. O.a. een Lessons motmot, verschillende tangaren waaronder de okerkaptangare, enkele roodsnavelduiven, een bruine gaai en enkele trogons zoals de Goulds trogon, en de grijskopchacalaca kregen we te zien. Aan de kolibrie-feeders zien we o.a. witnekkolibries en kroonbosnimfen.

Er is hier in de nabije omgeving zoveel te zien, en wij hebben zo weinig tijd. Ook deze voormiddag gaan wij dus met Diego op pad. We verkennen de tuinen en vooral de open weilanden in de hoop om de fel blauwe azuurcotinga (lovely cotinga) te kunnen waarnemen. Helaas dat lukt niet, toch verzamelen we een indrukwekkende vogellijst met o.a . het noordelijke bont dikbekje, de zwartkeelwinterkoning, de boswinterkoning , de maretakvliegenprikker, een groepje Finsch’s aratinga’s, (kleine luidruchtige parkieten). Heel boeiend, want het zijn bijna allemaal spectaculaire soorten. Ook nu weer sluiten we de voormiddag af bij de verbena struiken. Gisteren en vandaag hebben we wel 15 soorten kolibries gezien. Een mannetje snowcap ontbreekt helaas, maar de rest was echt geweldig, buiten categorie!

Fotoalbum ‘Costa Rica 2023 – Regio Turialba’ weergeven

La Selva Biological Station

Fotoalbum ‘Costa Rica 2023 – La Selva Biological Station’ weergeven

We laten, voor even toch, de bergen en vulkanen achter ons en gaan de volgende twee dagen naar de Caribische laaglanden. Het ‘La Selva Biological Station’ of ‘La Selva Research Station’ wordt net als het ‘Palo Verde Research Station’ (waar we 2 weken geleden waren), beheerd door de Organisatie voor Tropische Studies (OTS). Dit is een van de belangrijkste centra ter wereld voor onderzoek naar tropische ecosystemen. Niet alleen biedt het allerlei faciliteiten aan wetenschappers, maar ook natuurliefhebbers kunnen er verblijven.

La Selva Biological Station bevindt zich in Sarapiquí, tussen de rivieren Sarapiquí en Puerto Viejo, midden in de belangrijke biologische corridor tussen het Braulio Carrillo National Park, een van de grootste beschermde gebieden in Costa Rica, en de laaglanden aan de Caraïbische kant. Dankzij de Sarapiquí rivier zijn deze Caraïbische laaglanden een vruchtbaar landbouwgebied. In de afgelopen decennia zijn vooral de bananenplantages (Chiquita) sterk uitgebreid.

Het Biological Station is oorspronkelijk ontstaan in de jaren ’40 toen het Amerikaanse ministerie van landbouw deze plek aankocht voor de aanplant van kinabomen. Men wilde grote voorraden kinine, een middel om malaria te bestrijden, aanleggen voor het leger. Na WOII, werden de plannen opgeborgen en kon Dr. Leslie Holdridge, een dendroloog en natuuronderzoeker het gebied kopen en starten met zijn onderzoek van het laaglandregenwoud.

Op dit moment is het beschermde gebied, in eigendom van OTS, 16 km² groot: daarvan is, naast enkele kleinere oude plantages en het arboretum met 254 boomsoorten, bijna ¾ ongerepte laagland regenwoud. De soortendiversiteit is dan ook spectaculair: met o.a. meer dan 2.077 plantensoorten, 125 soorten zoogdieren (waarvan 72 vleermuizen), 50% van alle vogelsoorten van Costa Rica, 48 soorten amfibieën, 87 soorten reptielen en tienduizenden insecten, spinachtigen en andere geleedpotigen.
Het is middag als we aankomen in La Selva. De hangbrug over de Puerto Viejo is een eerste leuke plek met heel wat vogels op ooghoogte. Een palmtangare zit op de railing, een zwartkoptrogon in de boom ernaast en verderop zowel een Massena’s als een Goulds trogon. Een ijsvogel vliegt voorbij en een hele groep Montezuma oropendola’s foerageren op ooghoogte in de andere oever.

Wij logeren in een van de huisjes bij de tweede ingang. Deze ingang wordt gebruikt als de weg naar de hoofdingang overstroomd is; en dit gebeurt heel vaak tussen oktober en december. De wandeling naar de receptie en het restaurant loopt door vrij jonge bosaanplant. We horen hier langs alle kanten gekwetter en gefluit, alsook het klakkende geluid van de baltsende witkraagmanakin, helaas kunnen we ze door al het gebladerde niet zien. Vlak voor ons steekt een forse 2 m lange zwarte slang traag het pad over!

We passeren de hangbrug en komen bij de labo’s van de onderzoekers. Omdat we hier verblijven mogen we overal, ook zonder gids, rondwandelen. Tussen de verschillende gebouwen staan enkele grote bomen. In een ervan zien we een kapucijnluiaard zich heel langzaam verplaatsen. De kapucijnluiaard is eentje uit het geslacht van de drievingerige luiaards, dus met drie klauwen aan de voorpoten. Door zijn rond gezicht met stompe neus en zwarte ogen ziet hij erg schattig uit.

Luiaards brengen de meeste tijd van hun leven hoog in de bomen door. Daar hangen ze met hun haakvormige vinger- en teenklauwen aan een tak of liggen ze min of meer opgerold tegen de stam te rusten. De Nederlandse naam is misschien niet zo goed gekozen, want echt lui zijn ze niet, maar wel ontzettend traag. De taaie, leerachtige bladeren verteren moeilijk en leveren maar weinig energie op. Ze leven echt in slow motion. De pels heeft dikwijls een groene schijn. Dit zijn de algen die tussen de haren groeien. Ze zorgen niet alleen voor een schutkleur, ze bevatten ook essentiële voedingsstoffen die luiaards opeten als ze elkaars vacht verzorgen. In die vacht leven ook motten die de algengroei in toom houden.
Luiaards klauteren één, soms twee keer per week naar beneden om hun behoefte te doen. Ze maken dan een kuiltje onder aan de boom waarin ze de keuteltjes leggen. Dat geeft niet alleen een beetje mest aan de boom, maar is ook het voedsel voor de larven van de motten. Maar waarom komt hij daarvoor dan naar beneden? Er is een theorie die stelt dat deze motten dan heel snel hun eitjes leggen en terugkeren naar hun gastheer voordat deze terug in zijn boom kruipt.

We gaan even kijken in het orquideario, een serre met slechts enkele bloeiende orchideeën. De meeste van de ca. 1400 soorten bloeien in de herfst en winter. De planten die we hier zien zijn allemaal epifyten die hoog in de bomen groeien. De wortels hangen vrij in de lucht en zijn blootgesteld aan regen en wind.

Vanavond trakteren we ons op een nachtwandeling, nu ja ‘nacht’, omdat het om 18 uur al donker is, starten we om 19 uur. Voordat we zelfs de paden naar het primaire bos bereiken zien we al de eerste dieren: een agoeti, een koppeltje pauraque (een soort nachtzwaluw) en een reuzenpad, een van de grootste soorten kikkers ter wereld met een lengte van wel 20 centimeter. Overdag schuilen ze in de strooisellaag of onder een steen. De reuzenpad komt oorspronkelijk hier en in delen van Zuid-Amerika voor.

In het recente verleden werd deze reuzenpad geïntroduceerd in de rest van de wereld om insecten en muizen te bestrijden. Helaas, in plaats van deze doelsoorten op te eten, richtte de pad zich op andere dieren, zoals op andere amfibieën. Daar ze erg giftig is, sterven andere dieren als ze deze pad eten. Hierdoor is de reuzenpad een symbool geworden voor diersoorten die een ecologische ramp veroorzaken als ze in gebieden terechtkomen waar ze eigenlijk niet thuishoren.

We zien een boomkikker die zich vastklampt aan een tak, gevolgd door een leger mieren die stilletjes marcheren en de flikkerende lichtjes van vuurvliegjes. Eenmaal op de paden door het bos zien we meerdere python-duizendpoten. Een 10 cm grote geelachtig bruine duizendpoot met een platte rug. Zorgvuldig speurt onze gids de bomen en de bosbodem af op zoek naar dieren. Hij wijst ons op een aantal kleine kikkers, meerdere grotere en kleine spinnen en waarschuwt ons voor de kogelmieren. Deze 3 cm grote mier heeft de pijnlijkste beet ter wereld. Het gif verandert de werking tussen zenuwcellen, waardoor er enorm veel signalen naar de hersenen worden gestuurd, die als hevige pijn worden ervaren.

Dag 2 starten we met een geleide wanding. De omgeving rond het restaurant is vrij open met enkele bomen en struiken, we zien er meerdere soorten parkieten en papegaaien, de groene suikervogel, een paarskopfeeënkolibrie, een rosse treurtiran en een zwartsnaveltoekan, …. In de verte roept een grijsborsttinamoe.

De gidse toont ons enkele Hondurese witte vleermuizen en een gele wimper-groefkopadder. Tussen de labo’s hebben we een prachtige waarneming van een koppeltje breedsnavelmotmot. Ze vliegen af en aan om insecten te vangen. Een zwartkruintityra laat zich mooi fotograferen. De kapucijnluiaard zit nog steeds in dezelfde boom. Er wandelt een mannetje bruine hokko rond. Aan de oever van de Puerto Viejo rivier staat een Mexicaanse tijgerroerdomp op uitkijk net als meerdere schildpadden. Om de andere oever ligt een Amerikaanse krokodil en er zwemt een kleine fuutkoet.

In de namiddag en de volgende ochtend gaan we op eigen houtje wandelen door het primaire regenwoud van ‘La Selva Biological Station’. Mogelijkheden genoeg, want het netwerk van verharde paden is maar liefst 50 km lang. Onderweg passeren wij het arboretum, erg indrukwekkend met zijn meer dan 200 verschillende oude bomen.
Wandelen door het regenwoud is ò zo indrukwekkend, het is een niet te beschrijven ervaring. Bij elke bocht of splitsing hebben we weer een wow-moment en stellen we vast hoe mooi en hoe groots de natuur is. Ondertussen kennen wij al heel wat vogelgeluiden en zo weten wij een groepje rosse motmot te spotten. Niet zo evident want dit is een soort die zich steeds ophoudt hoog in het bladerdak.

Fotoalbum ‘Costa Rica 2023 – La Selva Biological Station’ weergeven

De vulkanen Rincón de la Vieja en Tenerio

Fotoalbum ‘Costa Rica 2023 – Rincón de la Vieja en Volcán Tenorio’ weergeven

Costa Rica is niet alleen beroemd vanwege zijn schitterende natuur, maar ook vanwege de grote seismische activiteit met dagelijks aardschokken, lichte tot zware aardbevingen en regelmatige uitbarstingen van vulkanen. Bij de laatste telling in 2021 waren er ongeveer 200 uitgedoofde of dode vulkanen, 4 slapende (Barva, Orosi, Arenal, Irazu), waarvan men niet weet of ze nog tot uitbarsting zullen komen, en 3 actieve: de Rincón de la Vieja, Turrialba en Poás.

In november 2019, tijdens onze eerste rondreis door Costa Rica stond het nationale park van Rincón de la Vieja, dat rondom de gelijknamige vulkaan ligt, ook op het programma. Deze langgerekte vulkaan heeft twee toppen: de Rincón de la Vieja zelf, die drie kraters en een lagune heeft en de Santa Maria. Vanuit de Von Seebach krater stijgen stoomwolken op, die aangeven dat de vulkaan nog steeds actief is. Tot enkele jaren geleden liep er een wandelpad naar die krater, maar dat is nu afgesloten. De laatste grote uitbarsting met stromend lava vond plaats in 2017, de laatste kleinere uitbarstingen in 2021. Tot afgelopen zomer was ook de gehele sector Santa Maria afgesloten wegens té gevaarlijk. Nu kan dit deel van het nationale park weer bezocht worden. Op de vulkaanflanken ontspringen maar liefst 30 riviertjes en beken. Het beschermen van die watervoorraad en de bescherming van de karakteristieke vulkanische activiteit was de belangrijkste reden om het park te stichten . In 1999 werd het toegevoegd aan de werelderfgoedlijst van de UNESCO.

We zijn al vroeg op pad want we proberen twee wandelingen doen. Het park is te bezoeken vanuit twee ranger stations, een in de Santa Maria-sector en het andere in de Las Pailas-sector. We doen eerst de Las Pailas (of kokend hete modderpoelen) route. Vlak voor de hoofdingang van het ranger station ligt een geothermische energiecentrale. Men gebruikt de aardwarmte om stoom te produceren die dan wordt omgezet in elektriciteit. Costa Rica wil als eerste land ter wereld klimaatneutraal worden. Een van de prioriteiten in het milieubeleid is minder afhankelijk worden van fossiele brandstoffen. Men is goed op weg want op dit moment is al 98 % van alle elektriciteit groen. Naast de geothermische- zijn waterkrachtcentrales erg belangrijk om dat doel te bereiken.

In het begin, net achter de ingang van park, loopt de wandeling over een goed aangelegde pad door een droog hellingbos. Dat verandert snel in een tropisch woud met beekjes en watervallen en gaat daarna over naar een savanneachtig grasland met weidse uitzichten. Heel veel afwisseling op zeer korte tijd met opvallende bloeiende planten en struiken. Toch is deze wandeling beroemd vanwege de vulkanische modderpoelen, zwavelbronnen, mini-geisers en fumarolen of stoomkraters die ontstaan door de onderaardse opwarming van het regenwater. Regelmatig loopt een zijpad naar plekken, waar de naar zwavel stinkende stoom uit de grond komt. Deze kleurt de omliggende rotsen geel en rood. In de hete modderpoelen met hun verschillende bruintinten borrelt het kokende water en barsten de grijze modderbellen open. Niet alleen toont deze omgeving op spectaculaire wijze de indrukwekkende kracht van de actieve vulkaan maar doet ons beseffen dat we als het ware bij de ingang van de aarde staan.

In het midden in het gebied zien we een grote groep zwarthand-slingerapen. Het zijn er zeker meer dan twintig. Ze tellen is moeilijk want ze zijn heel beweeglijk. De meeste zijn druk bezig met het zoeken van sappige vruchten in de bomen. Leuk om te zien is dat, als voor een jonge slingeraap de afstand tussen twee bomen te groot is, een volwassen dier zich met zijn staart vastgrijpt aan een boom en met de poten aan en andere zodat de jonge apen over hun heen kunnen lopen.

Voor de tweede wandeling moeten we eerst een eindje rijden. De weg loopt tussen de droge bossen langs de flank van de vulkaan, naar het bezoekerscentrum in de Sector Santa María. Dat is gevestigd in een van de oudste en grootste haciënda’s van het land. Tot het gebied, in 1973, werd opgenomen in het Nationale park was het een veeboerderij en verbouwde men er suikerriet. De parkwachters staan ons enthousiast op te wachten bij het oorspronkelijke herenhuis dat na een brand recent gerestaureerd werd. Ze zijn duidelijk blij dat er nog eens bezoekers langs komen op deze afgelegen plek.

Ze willen ons maar al te graag de ca. 2 meter lange “neotropical bird eating snake” tonen die zich in het plafond van de tentoonstellingsruimte schuil houdt. Normaal leven deze slangen in bomen en jagen ze op kleine vogels en hun eieren. Voor de mens zijn ze eerder ongevaarlijk omdat ze geen giftanden hebben. Als ze zich gestoord voelen, zoals nu, blazen ze hun nek op als een cobra om zo groter en stoerder te lijken.

We starten de wandeling langs de Hummingbird Trail, een somber pad tussen de bladloze bomen, zeker omdat het ook nog eens lichtjes miezert. Dit korte pad, dat langs de ruïne van een oude suikermolen gaat, sluit daarna aan op het hoofdpad dat de Santa María sector met de Pailas sector verbindt. Langs dit pad liggen de warmwater baden. Helaas daar geraken we niet bij omdat het water in één van de vele beken die wij moeten doorwaden veel te hoog staat en de stroming te sterk is. Zeker met onze rugzakken met fotomateriaal en verrekijkers is het te riskant. We dalen dan maar een stukje naar beneden naar de Bosque Encantado Waterfall. Het is een kleine maar zeer mooie waterval met koud, zoet water. Een ideale plek voor een korte pauze. Want voor de koud-water potten moeten we een flink stuk klimmen. Ze bevinden zich in het vochtige bos oerbos waar vooral de rode passiebloemen opvallen. Op het eerste zicht verschillen ze niet van de warm water poelen. De zuurtegraad van het water is zo hoog dat het omringend kalkhoudend gesteente uit elkaar valt. Het gepruttel en geborrel komt niet van kokend water maar van het ontsnappende koolstofdioxide. Het water is koud! Het geheel heeft iets surrealistisch.

Omdat we in Liberia logeren kunnen we via een andere weg terug rijden met onderweg schitterende vergezichten op de vulkaan.

Ook de volgende dagen blijven we in de buurt van vulkanen. We gaan 70 km verder naar het oosten. In de vallei tussen de Tenerio en de Miravallas vulkaan ligt de Celeste Mountain lodge, in een van de groenste, nog ongerepte en afgelegen gebieden van Costa Rica. Deze bijzondere eco-lodge is een beleving op zich. Zowel het gebouw met een unieke architectuur, waarbij binnen en buiten naadloos in elkaar overvloeien, als het eigentijdse design van het meubilair hebben dezelfde filosofie: ‘Eenvoud met een eigenzinnige touch’. Het is zelfs terug te vinden in de gerechten die men er serveert of bij het privéreservaat op de flank van de Tenerio vulkaan. De paden op de steile hellingen zijn bekleed met geotextiel, zodat ze niet verder eroderen en ze gemakkelijk en geruisloos kunnen bewandeld worden. Een junglewandeling over tapis plein! Dit alles is het levenswerk van de eigenaar, Joël Marchal, die bijzonder fier is op zijn Belgische roots.

Vanaf het restaurant heeft men niet alleen uitzicht op de schitterende omgeving, maar ook op enkele feeders in de tuin. Roodrugtangare, geelkeelorganist, de grote kiskadie en de Grays lijster zijn maar enkele van de vele kleurrijke vogeltjes die hier van de bananen komen eten. Verder in de tuin zien we o.a. een eekhoornkoekoek (wat foerageert die toch op een heimelijke manier!), de tropische koningstiran en de bontkeelsaltator. Zowel in de tuin als in de ruime omgeving zagen wij regelmatig de zwavelborsttoekan en de halsband-arassari, een kleinere toekan. In het ronduit schitterende privéreservaat hadden wij een prachtige waarneming van de kleine motmot (Tody Motmot – Hylomanes momotula). Ook zat er een breedsnavelmotmot te wiebelen met zijn staart.

De hoofdattractie van het Parque Nacional Volcán Tenorio is de Río Celeste. De vertaling van Río Celeste is ‘hemelsblauwe rivier’. Inderdaad: zijn water is licht blauw.

In het begin van de wandeling is het pad geasfalteerd en stapt men door primair en secundair regenwoud. Een gidse die met haar klanten net voor ons wandelt wijst ons een papegaaislang, 1,5 m lang, de dikte van een potlood en licht giftig. Even later staan ze stil bij een wimpergroef-kopadder. Deze zijn super venijnig met een krachtig gift dat zowel het zenuwstelsel als de bloedcirculatie aantast. Het zijn beide boomslangen die graag op 1,5 m boven de grond in de bomen zitten. Daarom is het beter om als je door de jungle wandelt, je niet zomaar aan takken vast te grijpen.
Eerst komen we aan de waterval, van boven af zien we hoe het water zich 90 meter lager in een poel met blauw water stort, omringd door een diepgroene weelderige jungle. Jaren geleden, toen het nog geen nationaal park was, mocht men hier zwemmen of ploeteren. Dat doet men nu buiten het nationale park bij een brug over de rivier.

Verder wordt het pad steiler en moeten we met grote stappen over boomstammen en door de bruine modder naar de mirador. Na het fraaie uitzicht op de vier vulkanische toppen en twee kraters, ruiken we al de ‘borbollones’. In deze poel borrelen de zwaveldampen via de bubbels in het warme water en ontsnapt de indringende zwavelgeur.

Als laatste komen we uit bij de teñiderios (Teñi de rios of het verven van de rivieren). Op dit punt vloeien de kristalheldere Buena Vista rivier en de lichtbruine Quebrada Agria rivier, die beide silicium bevatten, samen en ontstaat de Río Celeste. De enige bekende rivier waarvan de kleur ontstaat door samenvloeiing. Door een chemische reactie ontstaan er grotere aluminiumsilicaatdeeltjes die het licht op een speciale manier reflecteren en zo de blauwe kleur aan het water geven, hoe meer zon, hoe blauwer het water.

Naast de wandeling in het nationale park is ook de omgeving prachtig, ideaal voor enkele wandelingen. Helaas is Felix op een steile helling uitgegleden op een rollende steen, met als gevolg, en dat weten we pas recent, een afgescheurde pees in de schouder. Buiten twee bezoeken aan het ziekenhuis in Upala hebben we onze reis als gepland kunnen verder zetten. Ondertussen heeft een reconstructie operatie van de schouder plaatsgevonden en kan binnenkort de revalidatie starten!
Fotoalbum ‘Costa Rica 2023 – Rincón de la Vieja en Volcán Tenorio’ weergeven

Wetlands en droge bossen in Guanacaste en Puntarenas

Fotoalbum ‘Costa Rica 2023 – Guanacaste en Puntarenas’ weergeven

Na twee natte en frisse, maar boeiende dagen in het nevelwoud dalen we af naar de Pacifische kust, meer bepaald naar de westkant van de golf van Nicoya. Dit is in de provincies Guanacaste en Puntarenas. Guanacaste is ook de naam van de enorme solitaire bomen (Enterolobium cyclocarpum), die vanwege de zaden die op grote oren lijken, ook wel oorboom wordt genoemd. In het glooiend landschap van weiden en open velden vallen ze op door hun indrukwekkende formaat.

In dit deel van Costa Rica is het nu droog seizoen. Zomer dus, met vijf min of meer regenvrije maanden (van eind december tot half mei) en temperaturen die gemakkelijk kunnen oplopen tot 35°C. Daarna komen twee vrij zware regenperiodes: mei-juli en september-oktober. Dan is het ongeveer even warm maar daarnaast ook nog erg vochtig. Door de middaghitte valt tussen 14 en 16 uur alles stil, en houden zowel mens als dier siësta. Vele bomen, zo ook de Guanacaste, zijn omwille van de droogtestress op dit moment bladloos, waardoor we enkel hun schitterend silhouet kunnen bewonderen. Het lijkt op sommige plaatsen wel herfst met zoveel afgevallen droge bladeren. Andere bomen staan dan weer in bloei met een explosie van fel gekleurde gele, oranje, witte en roze bloemen.

Oorspronkelijk bedekten droge bladverliezende bossen de laaglanden langs de Pacifische kust. Na de komst van Columbus in 1491 werden deze bossen door de Spaanse kolonisten gekapt om plaats te maken voor grote veeboerderijen. Droog bos kan gemakkelijk worden gekapt en met vuur als hulpmiddel kan men velden en weiden gemakkelijk onderhouden. Vele, voorheen droge bosgebieden, hebben vruchtbare bodems.

Door de glooiende vlakte stromen verschillende beekjes en rivieren, die hun bronnen hebben in de oostelijke vulkanengordel. Het mineraalrijk water en slib dat ze afvoeren naar de Rio Tempisque en naar de golf van Nicoya wordt onderweg gebruikt voor het bevloeien van de weilanden en akkers. Nu nog steeds domineren uitgestrekte weilanden het gebied. Opvallend zijn de runderen die hier grazen; het zijn zeboes, ze hebben grote oren en een bult achter de nek. Zeboes hebben meer zweetklieren dan ander rundvee en zijn daardoor beter bestand tegen de hitte. De laatste jaren is echter de vraag naar rundvlees gedaald waardoor weiland terug omgezet worden in droog bos. Daarnaast zijn er ook suikerriet- en katoenplantages.

We pauzeren even bij een kleine vissershaven waar de vissers, maar vooral hun vangst opgewacht wordt door enkele ongeduldige zwarte gieren en door een bende Amerikaanse fregatvogels die rondjes maakt boven de bootjes. Fregatvogels zijn grote, erg sierlijke en behendige luchtpiraten, die graag andere vogels aanvallen en hun prooi afpakken. De mannetjes hebben in de paartijd een roodgekleurde keelzak die ze kunnen opblazen. Ondanks hun vleugelspanwijdte tot 2 m, heeft de fregatvogel in verhouding het laagste gewicht van alle vogels en kan daardoor goed zweven en vliegen over de oceaan. Men zal ze echter nooit op het water zien landen, zien zwemmen of duiken. Dat kunnen ze niet omdat hun verenkleed niet waterafstotend is.

We zijn op weg naar onze volgende bestemming de ‘La Ensenada lodge’, net over de grens in de provincie Puntarenas. Deze ligt op een uitgestrekte haciënda (landgoed) van 800 hectare. Naast de boerderij met de weilanden is 30 % van het domein beschermd gebied met tropisch primair en secundair droog bos, zijn er wetlands, moerassen, lagunes, salinas of zoutpannen en een uitgestrekte kuststrook met rotsachtige stranden en mangroven; een unieke combinatie!

We logeren in een van de luxe bungalows in de schaduw van een enorme Guanacaste boom, met zicht op de golf van Nicoya. Wat een mooie locatie! De volgende dagen gaan we de omgeving al wandelend verkennen via het uitgestrekt netwerk van paden.

Omdat men het ontbijt pas om 8 uur serveert, hebben we vooraf ruim de tijd om bij de zoetwater lagune ‘agua dulce’ naar de zonsopgang te gaan kijken. Een schitterende plek met heel veel vogels. Zoals o.a. het Amerikaans purperhoen, zwartbuikfluiteenden, meerdere soorten reigers waaronder de geelkruinkwak, slangenhalsvogels, ijsvogels, Amerikaanse dodaars en uiteraard jacana’s. Jacana’s zijn kleurrijke watervogels met lange poten en zeer lange tenen waarmee ze over de drijvende vegetatie, hier waterlelies, kunnen lopen.

Niet zo ver van deze lagune liggen de zoutpannen; ‘agua salada’. Langzaam laat men zeewater van het ene bekken in het andere stromen tot het water helemaal verdampt is en het zout overblijft. Vooral de bekkens met een nog lage zoutconcentratie zijn erg in trek bij heel wat watervogels en steltlopers, zoals de geelkruinkwak, Amerikaanse bontbekplevier, Amerikaanse steltkluut, witte ibis, kleine en grote geelpootruiter, bonte strandloper, …

Door het open karakter van het landschap en omdat heel wat bomen kaal zijn is het vrij makkelijk om vogels te spotten en de fotograferen. Zoals de zwarte buizerd, de bootsnaveltiran, de zwartkoptrogon, de ekstergaai,…. Hoe mooi poseert de wenkbrauwmotmot! Het is een middelgrote vogel met prachtige blauwe, groene en geelbruine tinten en met twee lange staartveren die eindigen in een soort puntveer. Vaak zit de motmot in de schaduw van een boom en zwaait hij enkel met zijn staart heen en weer om dan af en toe snel op te vliegen een insect te vangen. Ook het gedrag van de noordelijke kuifcaracara lijkt vreemd in vergelijking met andere valken. Vaak loopt hij gewoon over de grond op zoek naar een prooi.

Terwijl bij vloed de houten pier vol zit met meeuwen, sternen en bruine pelikanen, valt een deel van de kustlijn droog bij eb en is het mogelijk om tussen de mangroven te wandelen. Voor de lokale bevolking het moment om schelpen en oesters te verzamelen. ‘Mangrove’ komt enkel voor in de tropen, en is zowel de naam van het (bos/moeras) gebied, als van de bomen en struiken die er voorkomen. Deze (aangepaste) soorten groeien in een zoute bodem die bij vloed overspoeld wordt door de zee en waarbij slib wordt aangevoerd, dat dan bij eb weer wegspoelt. Vele soorten hebben daarom ook extra steun-, adem- of luchtwortels, waartussen allerlei dieren leven.

In de bomen in de omgeving van de lodge leeft een familie mantelbrulapen. De volwassen apen zijn ongeveer één meter groot. Ze eten vooral bladeren, vruchten en bloemen. Doordat daar maar weinig energie inzit, moeten de brulapen veel rusten en is hun territorium vrij klein.
Een wandeling naar de mirador, het hoogste punt van de haciënda wordt beloond met een schitterend uitzicht op de omgeving. Het maakt niet zo veel uit waar je wandelt, want overal is er wel iets uitzonderlijks te zien. Zoals de witvoorhoofdamazone uit de familie van de Amazonepapegaaien die hier op de noordelijke grens van hun verspreidingsgebied voorkomen, de gestreepte helmspecht of de groenborstmango, een kolibrie die bij voorkeur aan de rand van het bos hoog in de bomen leeft.

In vogelvlucht, niet zo ver naar het noorden (wel al in de Guanacaste provincie), ligt aan de monding van de Rio Tempisque het 20.000 hectare grote Nationaal Park ‘Palo Verde’; een van de grootste en belangrijkste Midden-Amerikaanse wetlands. De moerassen, die 50% van het parkgebied vertegenwoordigen, zijn een toevluchtsoord voor duizenden watervogels. Daarnaast beschermt men er een van de meest intacte stukken droog tropisch laaglandbos. Centraal in het park ligt het Palo Verde Research Station, een van de drie onderzoeksstations die worden beheerd door de Organisatie voor Tropische Studies (OTS). De bedoeling is om aan wetenschappers de faciliteiten te bieden om onderzoek te doen, en alzo bij te dragen aan het in stand houden van de tropische ecosystemen. Naast wetenschappers en studenten kunnen ook gewone toeristen er verblijven.

Omdat er nauwelijks wegen door het gebied lopen moeten we in een grote boog naar de park rijden. Het is zeker geen straf om door het mooie vlakke land te rijden. Zoals overal in Costa Rica moeten we bij de ingang van het Nationaal Park een toegangsbewijs kopen. Opvallend zijn de tientallen witzwarte grondleguanen die op weg rondwandelen of in de wegberm voor hun hol liggen te zonnen. Het zijn grote, tot 1,2 meter lange wit/zwarte hagedissen met een forse kop en een stekelkam die over de rug en staart loopt. Met hun krachtige klauwen zijn ze in staat die holen uit te graven.

Het Research Station ligt aan een grote lagune en op wandelafstand van de Rio Tempisque, één van de belangrijkste rivieren van Costa Rica. Tijdens het natte seizoen lopen grote oppervlakten van het Nationaal Park het onder water, die vervolgens tijdens het droog seizoen weer bijna helemaal opdrogen. Nu zo wat halverwege het droge seizoen zijn al heel wat stukken drooggevallen en in de plassen die overblijven staan heel wat watervogels. Een wandeling over de pier laat ons toe dichter bij het zoetwatermoeras te komen. Vooral ’s morgens en bij zonsondergang is het een lust voor het oog. Krokodillen, aalscholvers, reigers zoals de grote zilverreiger, muskuseenden, blauwvleugeltalingen, Mexicaanse tijgerroerdompen, rode lepelaars, kaalkopooievaars, witte ibissen, zwartbuikfluiteenden,…; ze zijn hier in grote aantallen. Ook zien we hier de koerlan, een grijsbruine watervogel met opvallend witte vlekken. Hij komt voor in de warmere delen van Amerika en voedt zich vooral met grote slakken.

Werkelijk spectaculair zijn de jabiroe’s die hier rondwandelen en vliegen. In Costa Rica komen jabiroe’s zowel in Caño Negro (het andere grote wetland) als hier voor. Het zijn tot 1,5 m grote witte vogels met een zwarte naakte kop en nek en aan de basis een brede rode band/krop.

Bij het verblijf in het research station hoort een gegidste boswandeling. Naast de wetlands groeit hier tropisch droog loofbos. De bomen en planten hebben zich aangepast aan het zes maanden durende droge seizoen. Door de kale bomen kan het zonlicht het grondniveau bereiken wat zorg voor een dichte ondergroei van kreupelhout. De bomen worden doorgaans niet groter dan 15 meter. Helaas horen en zien we weinig dieren. Wel merken we de aanwezigheid op van enkele vaste bewoners van deze bossen zoals neusberen, herten en de erg behendige witschouderkapucijnaapjes.

Voor de laatste dag hebben we een boottocht pp de Rio Tempisque geboekt. Een leuke uitstap in een mooie omgeving, met enkele soorten die we de vorige dagen ook al zagen. Hier hadden wij eigenlijk meer van verwacht, maar door het hoge getijde staan de slijkerige oevers volledig onder water; geen foeragerende vogels dus!

Fotoalbum ‘Costa Rica 2023 – Guanacaste en Puntarenas’ weergeven

Pura Vida, por tercera vez!

Fotoalbum ‘Costa Rica 2023 – Pura Vida, por tercera vez!’ weergeven

Jawel, voor de 3de keer!!

Al in december 2021 waren we ervan overtuigd dat het niet bij twee keer reizen door Costa Rica zou blijven. De natuur is er zó rijk en divers dat we nog lang niet uitgekeken zijn. Er zijn nog zó veel plekken die we kunnen verkennen.
Bij het plannen van deze rondreis, afgelopen zomer, hebben we dan ook voor een totaal andere reisroute gekozen als de vorige keren. We verblijven op andere plekken en niet onbelangrijk, we reizen op een ander tijdstip, nl. februari –maart, in plaats van november –december.

Aan de Pacifische kant van Costa Rica is het nu het droge seizoen, dus ook het toeristisch hoogseizoen. Zonder de intense regenbuien en met koelere temperaturen is deze periode erg aantrekkelijk voor de internationale bezoekers, vooral voor Canadezen en Amerikanen uit de noordelijke staten die de sneeuw en koude ontvluchten. Vele van de kleinschalige eco-lodges zijn dan ook al maanden vooraf zo goed als volgeboekt. Na heel wat puzzelen kwamen we uit op 24 reisdagen in 13 verschillende logies waarvan 7 in eco-lodges, en twee in biological stations, verspreid over 6 verschillende habitatten, elk met een unieke combinatie van klimaat, landschap, fauna en flora.

Costa Rica is in meerdere opzichten uniek. Het is het welvarendste land van Midden-Amerika, politiek stabiel en heeft sinds 1948 geen leger meer. De budgetten die daarbij vrij kwamen werden geïnvesteerd in onderwijs, sociale zekerheid, gezondheidszorg, toerisme en natuur.
Tevens werd het land daardoor aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders. Het beschikt over een goede infrastructuur en voldoende comfortabele hotels. Ideaal dus om er aangenaam en relaxed te kunnen reizen. Dat heeft natuurlijk ook heel veel te maken met “Pura Vida” of als je het letterlijk vertaalt: het zuivere en simpele leven. Het is niet alleen een uitdrukking die gebruikt wordt als begroeting, bij het afscheid of zomaar tussendoor; maar het typeert ook de levensstijl van de Tico’s, zoals de inwoners van Costa Rica zich zelf noemen. Pura vida of wees tevreden, hou het simpel, heb geen stress en focus je op de goede dingen in het leven.

Bij natuurliefhebbers is Costa Rica erg in trek vanwege zijn zeer rijke natuur met actieve vulkanen, mangrovebossen, nevelwouden, regenwouden, prachtige tropische palmstranden en koraalriffen. In totaal maar liefst 12 verschillende ecosystemen! De grote biodiversiteit heeft veel te maken met de ligging, zo’n 10 graden boven de evenaar, op de landengte tussen Noord- en Zuid-Amerika met als buurlanden: Nicaragua in het noorden en Panama in het zuiden. Het heeft twee lange kuststroken; één aan de Caribische zee en de andere aan de Stille (Pacifische) Oceaan met daartussen lange bergketens van vulkanische oorsprong. De hoogste top van het land; de Cerro Chirripó is ruim 3800 m hoog. Ook opmerkelijk is dat 33 % van de oppervlakte op de een of ander manier een beschermd natuurgebied is: of als nationaal park of als reservaat. De constante regenval, want regenseizoen of niet, het regent er elke dag, de warme temperaturen en de hoge luchtvochtigheid zorgen ervoor dat bomen en planten snel groeien en zo de perfecte leefomgeving vormen voor heel veel zoogdieren, amfibieën, reptielen, insecten en vogels. Een voorbeeld: er komen 915 soorten vogels voor. Dat is bijna dubbel zoveel als in heel Europa! Of meer vlindersoorten dan in heel Afrika! Costa Rica staat dan ook hoog op de lijst met de meest bio diverse landen ter wereld. Als klein landje, 1,7 keer de grootte van België, komt het net na grote landen als Brazilië, de Verenigde Staten en Peru.

Na een 11 uur durende vlucht vanuit Madrid, over een afstand van 8 500 km landen we rond middernacht in San José, de hoofdstad. Gelukkig is het dan nog maar 16 uur plaatselijke tijd.
San José ligt midden in het land op de centrale hoogvlakte, op een hoogte van zo’n 1000 m. Vanwege de werkgelegenheid, maar ook vanwege het aangename milde klimaat wonen 40 % van de 5 miljoen Tico’s in en rond de hoofdstad. Het hele jaar door, met nauwelijks schommelingen tussen dag en nacht, ligt de temperatuur hier tussen de 20°C en 25°C,.
Net als vorige keren wurmen en wringen we ons tijdens de avondspits door het chaotische verkeer. Daarbij moet je zowel letten op de voetgangers (er zijn geen trottoirs), de vele auto’s, de gigantisch grote Amerikaanse trucks, slingerende brommers, fietsers en stepsrijders. Aan de verkeerslichten rennen dan weer zwaarbepakte straatverkopers voor en tussen de auto’s om hun waren aan te prijzen en de verkopen. Om kwart voor zes gaat het licht letterlijk uit: bijna zonder schemering is het in 10 minuten pikkedonker. Gelukkig is het dit keer slechts een korte rit, want omdat we nu eerst naar het Noorden reizen, slapen we de eerste nacht in een hotel in de buurt van de luchthaven.

Op onze eerste dag in Costa Rica zijn we al vroeg op: om half 6 wordt het licht en wetende dat het vroeg donker is, is uitslapen geen optie. Na het ontbijt kunnen we er aan beginnen!
Voor onze eerste bestemming trekken we hoog de bergen in. Hotel Bosque de Paz, heeft een 10 km² groot privé nevelwoudreservaat. Het ligt aan de Caribische kant van de Cordillera Volcánica Central, ten westen van de Poás vulkaan op de continentale scheidingslijn, die van Alaska tot Vuurland loopt. Het is een van de plekken die we absoluut wilden bezoeken.
Het is een mooie rit vanuit San José langs koffieplantages, weiden met melkvee; langs steile hellingen met weelderige groene bossen en prachtige uitzichten op de lange rij vulkanen die boven het landschap van de centrale hoogvlakte uitsteekt. Er staat héél veel wind. Als we aan een mirador willen uitstappen moeten we de deur van de auto goed vasthouden.

Hotel Bosque de Paz is een klein en erg exclusief hotel diep weggestoken in de vallei van de Río Toro op de noordhelling van de Volcán Platarar, midden in het nevelwoud. Nevelwouden, zijn regenwouden die tegen steile berghellingen op een hoogte tussen de 1.500 en 3.000 meter voorkomen. Zoals de naam al zegt, zijn ze bijna altijd gehuld in nevel, die ontstaat doordat warme lucht uit lagere gelegen gebieden stijgt en afkoelt, waarbij het vocht tot kleine druppeltjes condenseert en er nevel ontstaat. Daardoor lijkt het er constant te regenen of te miezeren en valt er in de namiddag steevast een stevige bui. Net door die hoge luchtvochtigheid vormen ze een uniek ecosysteem met een uitzonderlijk hoge biodiversiteit.

Van alle bossen wereldwijd is slechts 1% nevelwoud. Dit vrij uniek en uiterst kwetsbaar ecosysteem staat onder druk door de klimaatopwarming. De stijgende temperaturen zorgen ervoor dat de lucht pas op grotere hoogte gaat condenseren – ver boven de huidige nevelwouden.

Bij aankomst moeten we aanbellen en komt iemand de poort openen waarna we nog een eindje moeten rijden om bij de lodge te komen. Meestal is dit hotel volgeboekt, maar vandaag niet, integendeel, wij zijn de enigste gasten. Want vanaf morgen komt er een groep die het hotel exclusief afgehuurd heeft. Onmiddellijk schieten de medewerkers in actie om ons een aangename namiddag te bezorgen. Ze vullen fruit, mais korrels en suikerwater aan bij de feeders, want door de stevige wind met soms felle rukwinden kunnen we vandaag niet gaan wandelen in het woud.

Gelukkig is er in de goed onderhouden tuin heel veel te zien. Zowel de bloemetjes van de verbena struiken (Stachytarpheta jamaicensis) als de suikerfeeders trekken meerdere soorten kolibries aan. In Costa Rica komen 52 soorten van deze kleine schitterend gekleurde vogeltjes voor. Bij een wisselende lichtinval veranderen de kleuren van hun verenkleed. Met hun lange tong zuigen ze het suikerwater of de nectar uit bloemen op. Doordat ze verschillende soorten snavels hebben kunnen ze niet allemaal van dezelfde bloemen drinken. Het zijn uitstekende vliegers die een enorm snelle vleugelslag hebben waarmee ze stil voor een bloem kunnen blijven hangen, zich razendsnel kunnen wenden en keren en zelfs achteruit kunnen vliegen. Het lijkt het of er een enorm insect hangt te zoemen, hun Engels naam hummingbird is daarvan afgeleid. We zien o.a. de groenkruinbriljantkolibrie, de violette sabelvleugel, de groene heremietkolibrie, de zwartbuikkolibrie, de Lawrence kolibrie, de Costaricaanse boself, de purperkeeljuweelkolibrie, stuk voor stuk kleine vliegende juweeltjes!

Regelmatig moeten we naar binnen om te schuilen voor de wind en de regen. Gelukkig duurt dat telkens niet lang en zijn de vogeltjes en wij, intussen weer opgewarmd, weer op post. Op de fruitfeeders komen heel wat fel gekleurde tangaren af, zoals de zilverkeeltangare, de briltangare, de bloedtangare en de roodkopbaardvogel. Net voor het terras wandelt er plots een Coati of witsnuitneusbeer rond. Deze neusbeer is een echte alleseter die meestal op de grond foerageert maar ook gemakkelijk in bomen kan klimmen. Het meest opvallende aan dit dier is wel de lange, puntige beweeglijke snuit die hem een buitengewoon goed reukvermogen geeft.

In de buurt van de uitgestrooide maiskorrels zien we regelmatig agoeti’s rondhuppelen. Normaal zijn dit erg schuwe dieren die in holle boomstammen in het bos leven. Het zijn planteneters die houden van gevallen fruit, noten, zaden, bladeren en scheuten. Daarbij hebben ze de gewoonte om voorraden aan te leggen die ze dan begraven. Leuk om te zien: bij het eten gaan de agoeti’s op hun achterste poten zitten en houden het voedsel tussen hun voorste poten. Hun levenswijze lijkt dus sterk op deze van de roodstaartboomeekhoorn, een typische bewoner van het nevelwoud, die tegen valavond ook op de maiskorrels afkomen.

Feeders zijn uiteraard leuk om de dieren van dichtbij te bekijken en te fotograferen, maar het is zeker zo leuk om het nevelwoud te verkennen. Dit is in onze ogen een van de grote voordelen van eco-lodges: zij hebben een eigen terrein/reservaat met een netwerk van paden waar je als gast vrij kunt rondlopen. Gelukkig is vandaag de wind min of meer gaan liggen en kunnen we wel in het woud gaan wandelen. Eerst loopt het pad door secundair bos. In een ver verleden was dit een weiland voor de melkveehouderij. De bomen zijn hier minder groot en staan verder uiteen met meer onderbegroeiing. We zien hier verschillende flock’s of groepjes vogels die samen foerageren in de buurt van de vele beekjes. Heel wat struiken staan in bloei, dat zorgt voor een erg weelderige jungle. Bij een kleine lagune zien we voor het eerst een kolibrie die kleine insecten vangt (een groenkruinbriljantkolibrie). Tot nu toe zagen we steeds hoe ze met hun lange tong nectar en stuifmeel opzuigen. Om bij de nectar te raken moeten ze hun tong uitrollen. Het puntje van de tong is gespleten en heeft de vorm van een strohalm. Hierdoor kunnen ze bij nectar komen waar zelfs insecten niet bij kunnen. Terwijl we naar de kolibries en de andere vogeltjes kijken wandelt er een grote wandelende tak over Liliane haar rugzak.

Hogerop komen we in het echte nevelwoud. Er staan veel soorten bomen door elkaar, te herkennen aan de bladeren en de tekening van de schors. Hun stam en takken zijn behangen met epifyten zoals bromelia’s en orchideeën, maar ook met varens, korstmossen, wolfsklauwen en mossen. Sommige bomen zijn begroeid met meer dan 100 verschillende soorten planten. Bijzonder indrukwekkend!

In de namiddag rijden we naar beneden, de vallei in, naar het plaatsje Bajos del Toro. Op 2 uur rijden van San José is dit een populaire bestemming voor dagjestoeristen. Elk restaurant in het langgerekte dorp heeft naast de gebruikelijke speeltuin ook een eigen waterval als attractie. De mooiste zou deze op de Rio Agrio zijn. Deze waterval ligt vlak naast Dinoland, een themapark met een 25-tal levensgrote, bewegende en brullende dinosauriërs in een prachtig groene omgeving. Van op enige afstand lijkt het op Jurassic Park, maar dan in Tico versie!

De bronnen van de Rio Agrio, wat ‘zure rivier’ betekent, liggen 7 kilometer stroomopwaarts op de flank van de Poas-vulkaan. In het water lossen de zure assen en gassen uit de vulkaanbodem op waardoor de pH waarde erg laag ligt: tussen 1,4 en 2,5; te vergelijken met een citroen. Gelukkig wordt het een beetje verdund met andere bronnen voordat het de waterval bereikt. Het extreem zure water heeft in de loop van de tijd de prachtige kloof uitgehouwen waar je doorheen loopt om bij de waterval te komen. De loodrechte muren zijn bedekt met weelderige planten, varens en mossen, en kleurrijke, vooral gele minerale afzettingen. Het water valt zo’n 50 meter naar beneden in een plas met grote rotsblokken. Daar er niet mag gezwommen worden is het lopen over rotsen erg populair. O ja, je ziet ze ook even proeven aan het water, hun gezichtsuitdrukking is duidelijk, het is zuur!

We eindigen bij het uitkijkpunt waar een verhoogd platform staat met een paar kleurrijke vleugels. Het uitzicht is prachtig. Wie zou hier niet willen vliegen!

Fotoalbum ‘Costa Rica 2023 – Pura Vida, por tercera vez!’ weergeven

De kust met o.a. Kartong en Kotu Creek

Fotoalbum ‘Van Kartong tot Kotu Creek’ weergeven

Vanaf nu verblijven we aan de kust in het Senegambia Beach Hotel. Elke morgen om half 8 komt Burama ons ophalen om een natuurgebied in de kustregio te bezoeken. In de late namiddag keren we dan terug, net op tijd om nog even van het zwembad te genieten.

Het eerste gebied dat we bezoeken zijn de Kartong sand mines. Via de drukke kustweg rijden we naar het uiterste zuiden van Gambia, bijna tot op de grens met Senegal. In het verleden was het een zandgroeve. Nadat men gestopt was met afgraven vulden zich, tijdens het regenseizoen, de ondiepe kuilen met regenwater en ontstond er een van de beste vogelspotplekken langs de Gambiaanse kust. Zeer recent zijn er weer concrete plannen om opnieuw zand, maar nu op grote schaal af te graven, dit tot groot ongenoegen van de plaatselijke bevolking. Niet alleen zou daardoor het natuurgebied verdwijnen, maar ook zouden ze hun rijstvelden en moestuinen kwijtraken.

Als we aankomen staat Naffie, onze nieuwe beste vriendin, ons al op te wachten om ons rond te leiden. Naffie is verbonden aan het Kartong Bird Observatory. Dit is een permanent centrum waar onder leiding van een team van professionele ringers uit het Verenigd Koninkrijk vogels worden geringd. We kunnen zien dat ze dat goed doen, want vele vogels dragen hier een ring. Tevens doet men er specifiek onderzoek op soorten zoals de sporenkievit, de kapgier, de visarend en op vleermuizen.

Het gebied bestaat o.a. uit ondiepe kuilen met rietvegetatie; een ideale schuilplaats voor een breed scala aan watervogels en steltlopers. Daarrond is er savanne, zijn er kleine bosjes en open plekken met struikgewas, rijstvelden en tuinen die voor bosvogels en roofvogels aantrekkelijk zijn. Meer richting zee zijn er mangroven en een getijdenmonding, kustduinen, wadden en een mooi zandstrand welke dan weer zeevogels, visarenden en steltloperachtigen aantrekken.

We maken hier een lange wandeling, eerst langs de oude kuilen. Als een van de eerste vogels zien we o.a. een Senegalijsvogel, enkele grijze bananeneters en een piapiac (Piapiac): een volledig zwarte vogel uit de familie van de kraaiachtigen, die in het zonlicht een paarsachtige glans heeft.

Er vliegt een groep (gewone) lepelaars (Eurasian Spoonbill) en een grote groep Afrikaanse lepelaars (African Spoonbill) over. Deze helemaal witte vogels zijn goed te herkennen aan hun lepelvormige snavel = spatel. De Euraziatische hebben zwarte poten en spatel, de Afrikaanse hebben rozerode poten, een roze gezicht en wat roze in de spatel.
Ook hier zien we bonte ijsvogels bij hun nesten. Het zijn koloniebroeders. Om de eieren en later de jongen goed te beschermen, graaft de ijsvogel met zijn sterke snavel een lange gang, met aan het einde een nestkamer.

Op de foto van de sporenkievit (Spur-winged Lapwing) zie je duidelijk de sporen aan de duimvleugels. Vandaar zijn naam…
Het is een unieke belevenis om met twee uitermate deskundige gidsen op stap te zijn. We horen en zien niet alleen meer, maar krijgen ook extra informatie zoals over een Beaudouins slangenarend die boven ons cirkelt. Deze soort lijkt sterk op de gewone slangenarend. In Gambia echter is deze soort deze vrij algemeen en is de gewone slangenarend eerder zeldzaam.

Overal zien wij visarenden (Osprey), in totaal wel 10. Ze komen hier overwinteren terwijl hun belangrijkste broedgebieden in Noord-Europa liggen. Een visarend is groot, met een spanwijdte van 1,5 meter, en sterk. Ze eten uitsluitend vis die gevangen wordt na een spectaculaire duik. Ze laten zich schijnbaar naar beneden vallen maar vlak voor ze het wateroppervlak raken steken ze de poten vooruit en duiken zo het water in om met een vis tussen de tenen weer naar boven te komen.

In de afgelopen vijftig jaar is de visarend een icoon voor het natuurbehoud geworden. Tot halverwege de jaren 1950 was de visarend uit grote delen van Europa verdwenen. Er werd op gejaagd, de eieren werden geroofd voor ei-verzamelaars en door gebruik van zware pesticiden, zoals DDT, was de voedselketen vergiftigd. Sinds het verbod op deze middelen, de intense bescherming van zijn nestplekken en de monitoring van zijn trekroutes is de visarend aan een ware comeback bezig.

Op het strand lassen we een korte pauze in bij de bar. Lekker, zo vers geperst pompelmoessap! Daarna wandelen we tot aan de Hallahin Bolong, een rivier die de grens vormt met Senegal. Na lang zoeken zien wij een koppeltje vale strandplevieren (White-fronted Plover). Dichter bij de monding van de rivier staat een hele groep steltloperachtigen. In de wirwar van door elkaar lopende en vliegende vogels slaagt Felix erin drie soorten te fotograferen: de West African Crested Tern, de grote stern (Sandwich Tern)en de reuzenstern (Caspian Tern).

In de buurt van de strandbar ligt onder een boom een groot mysterieus uitziend graf. Volgens overlevering zou dit het graf van Tamidayo, een metgezel van de profeet Mohammed (5de eeuw) zijn. Hij zou de wereld rondgereisd hebben om het Islamitisch geloof te verkondigen en uiteindelijk hier terecht zijn gekomen. Zowel Gambianen als Senegalezen bezoeken deze plek om te komen bidden.

Een nieuwe dag, een nieuw gebied. Vandaag staat de omgeving van Kotu, net ten noorden van Kololi, op het programma. We parkeren bij de ingang van het Palm Beach hotel. Hier staan enkele gidsen van de organisatie waarbij ook Burama aangesloten is op mogelijke klanten te wachten.

Vanaf de brug over de Kotu rivier heb je een goed zicht op de met mangroven omzoomde kreek en bijhorende getijdenplaten. Het is echter hoog water en de getijdenplaten staan onder. Enkel de Afrikaanse reuzenijsvogel en de roodkruinzwaluw (Wire-tailed Swallow) hebben zin om te poseren.

Vlak na de brug slaan we een pad in langs de kreek en tussen de mangroven. We zien weer heel wat moois, o.a. een zeer grote spin en heel wat vogels. In de buurt van de tuinen zit een fraaie stippelspecht (Fine-spotted Woodpecker) tegen een palmboom.
Hoog in de palmbomen hangen er plastic flessen. Dagelijks klimmen behendige mannen met behulp van een riem gemaakt van touw of bladeren tot boven om, net onder de bloeistengel van mannelijke bloemen, een snede te maken en het sap af te tappen. De volgende dag gaan ze dan de fles ophalen. Het sap wordt iets verderop op het strand verkocht als palmwijn. Rechtstreeks getapt van de boom is het nog alcoholarm en erg zoet. Maar het fermenteert razend snel, na enkele uren bevat het sap 4 % alcohol, na één dag kan dat oplopen tot ruim 30%, helaas komt dan de smaak in de buurt van azijn. De palmwijn, die verkocht wordt in flessen, is gemengd met geneeskrachtige kruiden en zou erg effectief zijn bij het behandelen van een breed scala aan lichamelijke klachten.

Voor de korte wandeling langs de ‘Casino Cycle Track’, een verhard pad langs de rijstvelden, schakelt Burama een assistent, gids in opleiding, in. Hij toont ons o.a. enkele gewone ekstertjes (Bronze Munia). Deze kleine vinkjes kunnen soms een ware plaag zijn in graan- en rijstvelden.
Via het Palm Beach hotel gaan we naar het strand en lopen verder tot de monding van de kreek. Bij laag water zou deze plek wel rijker kunnen zijn.

De derde uitstap aan de kust brengt ons naar het Tanji bird reserve. Dit reservaat ligt 3 km ten noorden van het vissersdorp Tanji. Het gebied is een mix van open bos, mangrove en zandduinen. Tevens omvat het de lagune en de riviermonding van de Tanji en de vlak voor de kust liggende Bijilo eilandjes. Kortom een heerlijke plek om te wandelen en rond te struinen.

Vanaf een heuveltje dicht bij het strand, hebben we mooi zicht op de lagune en de eilandjes waar weer heel wat meeuwen en sternen te zien. Zowel visarenden als een torenvalk vliegen er rond. Heel blij waren we met de waarneming van een vierbandzandhoen (Four-banded Sandgrouse), een bewoner van droge, zanderige gebieden die goed gecamoufleerd de dag doorbrengt tussen het gras en de struikjes.

Voor de laatste dag heeft Burama nog een schitterend gebied voorzien. Daarvoor moeten we wel naar Pirang rijden, door het drukke verkeer een rit van 1,5 uur.

De Pirang shrimp pounds zijn 52 grote kunstmatige vijvers. Ze zijn in het verleden uitgegraven en met afwateringskanalen en sluizen verbonden met de Gambia rivier. Dit met de bedoeling om op grote schaal zwarte tijgergarnalen te kweken, bestemd voor de export.
Sinds enkele jaren is de productie stilgelegd en ligt de site er verlaten bij. Maar beetje bij beetje palmt de natuur de ondiepe vijvers terug in. Snelgroeiende struiken en bomen groeien op de dijken en in de vijvers ontstaan er her en der al opnieuw kleine mangrovebosjes.

Kort bij de Gambia rivier kunnen wij eindelijk foto’s maken van de groene bijeneter (Blue-cheeked Bee-eater) en de witkeelbijeneter (White-throated Bee-eater). Wie van de twee soorten het mooist is, is moeilijk te zeggen. Laten we het houden op een ex aequo.
Heel veel van de vogels zitten natuurlijk erg ver, zodat we ze enkel goed kunnen waarnemen met de telescoop. Zo zien we onder meer een lannervalk, Afrikaanse lepelaars, westelijke rifreigers, ralreigers, meerder soorten ruiters en strandlopers, en… flamingo’s (Greater Flamingo) . Met die laatste is vooral Burama erg blij. Wij ook, maar we moeten bekennen dat we flamingo’s haast dagelijks zien. Op wandelafstand van onze woning in Spanje hebben afgelopen seizoen meer dan 9000 flamingo’s gebroed en werden er ca. 4700 jongen geboren.

Zo, onze 17 dagen in The Gambia zitten erop. Een geweldige reis met heel veel prachtige natuur in een super vriendelijk, gastvrij en erg toegankelijk land. Het is dank zij Burama en Naffie dat we zoveel gezien en beleefd hebben en dat we een inkijk hebben gekregen in de eenvoudige levensstijl van de bevolking.
Maar …gelukkig hebben we bijlange niet alles gezien en zeker niet gefotografeerd!, dus Burama en Naffie, graag tot een volgende keer!
En mocht je zin krijgen om ook eens naar Gambia te reizen, geen schrik hebben en gewoon doen!

Burama Keita: Keitaguide@yahoo.com ; +220 329 6385 ; http://www.birdsofgambia.net ; www.photohidegambia.com

Fotoalbum ‘Van Kartong tot Kotu Creek’ weergeven

Marakissa aan de Allahein-rivier

Fotoalbum ‘Marakissa aan de Allahein-rivier’ weergeven

Ons laatste verblijf in het binnenland is het Marakissa River Camp, gelegen buiten het dorp Marakissa aan de Allahein-rivier. Wij zijn nu in het zuidenwesten van Gambia op zo’n 6 km van de Senegalese grens.
Het is een erg mooie omgeving met zowel waterrijke gebieden met poelen en seizoensgebonden wetlands, als uitgestrekte open bossen, struikgewas, rietvelden en cultuurland.

De grootste charme van het camp is de ligging, direct aan de oever van de rivier. Nederlander Joop en zijn Gambiaanse echtgenote Adama hebben er de afgelopen 20 jaar een verblijf met eenvoudige ronde hutten, een mooie tuin en aan de overkant van de rivier een klein ‘herbebost reservaat’ aangelegd: eco en basic. Eco omdat men gebruik maakt van zonne-energie en accu’s. Voor ’s avonds en ’s nachts krijgt men een oplaadbare lamp mee naar de hut en de batterijen voor camera’s, laptop en gsm’s kunnen opladen worden in de eetzaal. Alhoewel, de eerste avond kostte het heel wat moeite om een vrij stopcontact te vinden.

Het ongemak van geen stopcontact op de kamer wordt ruimschoots goedgemaakt door de overheerlijke traditionele gerechten die Adama bereidt. Ook de voorbije dagen hebben we in elk van de drie lodges erg lekker gegeten. Vaak serveerde men rijst met stoofschotels van kip of rund, of door het vele water in de buurt, van vis. Telkens rijkelijk voorzien van groenten. Ook de belegde broodjes waren heerlijk. Maar er gaat niets boven de keuken van Adama: haar gerechten zijn ronduit voortreffelijk!

Het is bloedheet als we aankomen op het camp en we starten met een siësta, want in die hitte bewegen zelfs de vogels niet. Pas om 16u30 is het voldoende afgekoeld om met de kano’s de rivier af te varen. Vanaf de steiger zien we een van de koppeltjes Afrikaanse reuzenijsvogel (Giant Kingfisher) die hier broeden. Dit is de grootste ijsvogel van Afrika, wel 40 cm groot met een ruige kuif en een grote zwarte snavel.

Al peddelend bewegen we bijna geruisloos door het water, waardoor de vogels vrij goed te benaderen zijn. Als snel zien we enkele fotogenieke Senegalese grielen (Senegal Thick-knee): lange, gele poten, een korte snavel en een dikke ronde kop met grote, gele ogen. Deze vogels lijken op de grielen die we kennen van in Zuid-Europa en die daar vooral vertoeven tussen de struikjes in erg droge, dorre gebieden. Maar deze vertonen een totaal ander gedrag: de ‘Europese’ grielen zijn erg schuw en moeilijk te zien. Bij het minste gevaar drukken ze zich tegen de grond. Dat is hier duidelijk niet het geval. Deze Senegalese griel heeft een voorkeur voor nattere gebieden en staat er gewoon wat te staan! Ook weer logisch als men weet, dat ook dit echte nachtdieren zijn die pas in na het invallen dan de duisternis actief worden en op jacht gaan.

Het verbaast ons dat de vogels weinig schuw zijn. Zowel de Westelijke rifreiger, de groene reiger, een poelruiter net als de hamerkop staan slechts op enkele meters van ons. Wat een mooie omgeving! Dubbel helaas, het wordt snel donker en Naffie voelt zich wat ziekjes. We keren dus om en Burama brengt Naffie naar huis.

Dag 2 starten we met een vroeg morgenwandeling buiten het camp. Aan de weg, vlak naast de lodge, liggen oude rijstvelden. We zien een lelieloper (African Jacana) traag over de bladen van de waterlelies lopen. Wat heeft die lage tenen!

Er landt een groepje witwangfluiteenden (White-faced Whistling-duck). Volgens Burama zijn het echt sociale vogels die altijd in groep leven en een eindje verderop in de bomen een broedplek hebben. Hier komen ze enkel om te eten. Tijdens het zoeken naar insecten en kleine schelpdieren tussen de waterplanten, houden de eenden contact met elkaar door te fluiten. Ze zijn monogaam en blijven meestal hun hele leven als koppeltje bij elkaar.

We wandelen een eind verder, ook naar de overkant van de weg. Daar zien we een zwart porseleinhoen (Black Crake). We willen langs de rivier het open bos in gaan. Dat lukt slechts gedeeltelijk, want er staat op dit moment nog teveel water. Binnen enkele maanden zal dit gebied zo goed als droog staan en kan men wel langere wandelingen maken.

Na het ontbijt wil Burama ons toch nog kennis laten maken met een droog bos. Dat heeft een open karakter met een ondergroei van struiken en grassen. De meeste bomen zijn minder hoog en vanwege de langere droge periode, bladverliezend. Via de dorpen Darsilami (Dimbaya in het Senegalees) en Busura rijden we naar Penjem. Hier is er een bosreservaat om soorten zoals de roodschouderrupsvogel (Red-shouldered Cuckooshrike) en de witborstrupsvogel (White-breasted Cuckooshrike) te beschermen. Deze vogels die op een koekoek lijken zagen we niet, wel o.a. een grijze tok, een donkere zanghavik (Dark Chanting-Goshawk), een hagedisbuizerd en een grijze torenvalk. 2 soorten sunbirds zaten aan de bloemen van gmelina arborea boom nl: de roodbuikhoningzuiger, feeënhoningzuiger. Het is een reservaat, dus de bomen mogen niet gekapt worden, maar wel mag de plaatselijke gemeenschap hier dood hout komen sprokkelen voor eigen gebruik.

Ook vandaag gaan we weer met de kano varen. Uitzonderlijk mogen we van Adama met z’n drieën in één boot. Het eerste wat we tegenkomen is haar ‘huiskrokodil’, die midden in de rivier ligt te zonnen. Elke dag, na het ontbijt wordt ze door Adama geroepen en komt ze bij de steiger uit het water om een stukje kippenkarkas of iets anders op te halen. Ook de Afrikaanse reuzenijsvogel is trouw op post, net als de sporenkieviten en een ralreiger. Enkele lelkieviten staan zowaar te poseren op de oever.

Dat in tegenstelling tot de goudsnippen (Greater Painted-Snipe) die onmiddellijk het riet invluchten. Als we op de juiste plek tussen de rietstengels kijken zien we ze staan: 1 vrouwtje en 4 mannetjes. Wachten helpt niet, ze houden zich verstopt. Deze stellopers zijn erg schuw en bij de kleinste verstoring trekken ze zich terug in het riet. Heel opmerkelijk is dat het vrouwtje goudsnip groter en feller gekleurd is dan het mannetje. Zij begint ook de verkering en kan paren met meer dan één mannetje. Het zijn de mannetjes die broeden en de jongen grootbrengen.

Ook de laatste ochtend zijn we al vroeg op pad. Net voor de zon opkomt, wandelen we al buiten het camp. Prachtig om de zon te zien opkomen en de natuur zien te ontwaken.

Gisteren zagen wij in het oude rijstveld een zwarte reiger (Black Heron) staan vissen. Vandaag zijn ze met 6. Bij het foerageren neemt deze reiger een zeer kenmerkende klokvormige houding. Hij spreidt zijn vleugels uit als een paraplu boven zijn hoofd zodanig dat de uiteinden van de vleugels het water raken. Men noemt ze daarom ook ‘umbrella bird’.

Bij de brug over de rivier hoort Burama het geluid van een Afrikaans purperhoen (Allen’s Gallinule). Voorlopig zien we niets. We moeten dan ook een hele tijd in stilte wachten voordat we de prachtige vogel met een purperblauw verenkleed en donkerrode snavel en poten te zien krijgen. Ook dit is een schuwe vogel die een voorkeur heeft voor dichte moerassen. Heel mooi!

Tijdens het ontbijt komen we in gesprek met andere gasten. Geen vogelaars of natuurliefhebbers, maar hedendaagse Angelsaksische ‘missionarissen’ die naar hier gekomen zijn om de plaatselijke bevolking te bekeren in ruil voor hulp. 2 Van hen, een Amerikaanse vader en zijn dochter gaan blijkbaar van hut tot hut om hun boodschap verkondigen. De anderen, een Schotse vader met zijn zonen en wat vrienden, zijn nu hier om het schooltje dat ze enkele jaren geleden hadden opgericht te ‘ontmantelen’ en hun werking hier stop te zetten. Dit omdat de ‘bekeerlingen’ zich niet aan de methodistische leer uit de bijbel houden. In de toekomst willen ze het in een andere regio opnieuw proberen. Wij luisteren vol ongeloof. Dat dit nog bestaat, wij dachten dat hulp en onderwijs in ruil voor bekering iets was uit lang vervlogen tijden.

Net voor we vertrekken wandelen we nog naar de overkant van de rivier. De vorige dagen vingen we hier regelmatig een glimp op van de violette toerako (Violet Turaco). Nu zien we deze prachtige maar schuwe vogel wel goed én heeft Felix een fototoestel bij. Een mooie afsluiter.
Op terugweg naar de kust, waar we de volgende week weer zullen verblijven in het Senegambia Beach Hotel, brengen we nog een bezoek aan Abuko Nature Reserve aan de rand van de stad Lamin. Dit reservaat, het eerste in Gambia, werd in 1965, drie jaar na de onafhankelijkheid opgericht. Het kleine galerijbos is omheind en lijkt wat op een jungle. Doordat dit het brongebied is van de Lamin-rivier zijn grote delen het hele jaar door vochtig.

Na de ingang komt men onmiddellijk in een oase van rust. Vanaf de eerste verdieping van het Darwin Field center hebben we een mooi uitzicht op de grote vijver. We zien verschillende reigers, een Afrikaanse dwergijsvogel en voor de tweede keer op één dag de violette toerako. Langs de uitgezette route staan erg mooie oude en grote bomen. Hierin zien we verschillende slapende geelgroene meerkatten zitten en hangen. Deze apen leven altijd in groep. Op hun menu staan vooral bladeren, soms vruchten en bloemen. Midden in het park is er een soort van ‘dierenweeshuis’. Een vrij troosteloze bedoening met in een groot hok een groep apen, die hier wordt opgevangen, maar hier niet in de natuur voorkomen. Vermoedelijk worden ze hier gehouden zodat men net als bij de ingang een donatie kan vragen en nootjes kan verkopen. In andere hokken liggen hyena’s. In de buurt van die kooien zitten de bomen vol met gieren die wachten tot de dieren te eten krijgen. Jammer, deze ‘zoo’ past totaal niet in dit het mooie gebied.

Om af te sluiten rijden we naar Lamin Lodge, een populaire plek om de lunchen. Het restaurant ligt midden in de mangrove. Het houten gebouw telt 3 verdiepingen en lijkt op een grote boomhut. Eigenlijk is dit een oesterfarm waar men heerlijk kan eten en dit met een prachtig zicht op de brede Gambia rivier!

Fotoalbum ‘Marakissa aan de Allahein-rivier’ weergeven

Aan de Bintang Bolong

Fotoalbum ‘Bintang Bolong’ weergeven

Na het ontbijt rijden we terug naar het westen. Janjanbureh was ons meest oostelijk verblijf van de reis. Het is een vrij lange rit en hoewel we een beetje moeten doorrijden, stoppen we telkens als er iets is dat onze aandacht trekt.

Vergeleken met de vrij drukke westkust is dit deel van Gambia opener, met minder en kleinere dorpen. Een eerste stop, kort na ons vertrek, is in een dorpje met een gigantisch grote kapokboom met heel veel nesten van wevers én een enorm groot nest van de Afrikaanse maraboe (Marabou Stork). De maraboe is een grote, wat vreemd uitziende ooievaar. Hij heeft een vrijwel kale kop met een hangende roodachtige krop, een grote gelige snavel, zwarte vleugels en staart en een wit lijf. Maraboes zijn grotendeels aaseters en worden vaak gezien samen met gieren. Broeden doen ze meestal in kolonies vaak in de buurt van een dorp.

Regelmatig zien wij in de verte vrij grote kuddes vee met hun herders. Soms steken ze de weg over naar andere graasgebieden. Het savannelandschap wisselt af met wetlands. Die zijn nu, net na het regenseizoen, op hun allermooist. Duizenden exotisch ogende waterlelies (nymphaea micrantha) staan volop in bloei. Ook mooi is de Afrikaanse dwergaalscholver met zijn rode ogen.
In het landschap kan je niet naast de grote termietenheuvels kijken.

Termieten hebben een slechte reputatie; ze veroorzaken enorme schade aan huizen en gewassen. Het verraderlijke daarbij is dat ze niet van daglicht houden en van binnenuit hun verwoestend werk doen. Soms wordt daardoor de schade niet opgemerkt, wat voor onaangename of gevaarlijke situaties kan zorgen. Een houten vloer of deur, die er op het eerste zicht degelijk uitzien, zouden zo maar kunnen wegzakken of uiteenvallen. Maar deze unieke wezens zijn niet alleen meesters in het slopen, daarnaast bouwen deze onooglijke insecten met zand en speeksel reusachtige, perfect geventileerde heuvels.

Binnenin bevindt zich een doolhof van gangen en kamers. Centraal ligt de kamer van de koningin die er dagelijks duizenden eieren produceert. In kraamkamers verzorgen termieten hun larven met voedsel dat ze zelf kweken. Daarvoor hebben ze ruimtes met schimmelculturen die de cellulose uit het aangevoerde hout verteren. Om die schimmels te kweken is een constante temperatuur nodig. Daarom is het ventilatiesysteem, met gangen die voor een constante ideale temperatuur zorgen, misschien wel het meest opmerkelijke aan een termietenheuvel.

Langs de rand van de weg liggen stapeltjes hout en zakken volgepropt met houtskool. Voor velen is dit de enig beschikbare energiebron om te koken. De gele, roze, grijze en blauwe gerecycleerde rijstzakken vormen een kleurrijk contrast met de zwarte houtskool. Zo gauw als er iemand interesse toont komt de verkoper aangelopen. Een zak kost 200 dalasi en met die inhoud kan men twee tot drie weken koken.

Na de picknick rijden we door naar het dorpje Bintang. Hier mondt de Bintang Bolong, de grootste en langste zijrivier, uit in de Gambia rivier. We logeren in de Bintang Bolong lodge; ronduit schitterend, bijna paradijselijk gelegen in een brede bocht van de rivier. De hutjes met de kamers, het restaurant, de bar en de keuken zijn op palen gebouwd tussen de mangrove en liggen direct aan het water. Bij vloed staat de hele omgeving onder water. Als het water zich terugtrekt zit het slik onder de hutjes vol met krabben en slijkspringers. Meerdere keren zagen we een nijlvaraan op het pad tussen de huisjes lopen.

Na de siësta gaan we wandelen in de omgeving, eerst langs de rivier op een uitgestrekte slibbank met jonge mangrove, daarna in de aangrenzende grasvlakte. Zowel de breedbekscharrelaar (Broad-billed Roller) als de Senegalijsvogel (Woodland Kingfisher) laten zich goed zien. De kaalkopkiekendief (African Harrier-Hawk) met inderdaad een kale oranje-gele kop zou men op het eerst zicht kunnen verwarren met een gier. Naast dierlijk voedsel is hij ook verlekkerd op de noten van de oliepalm. We slaan een pad in en net voor we achter het dorp weer op de weg uitkomen zit er een Afrikaanse wielewaal te zingen. Een prachtige vogel; helder goudgeel met zwarte strepen en een brede zwarte oogstreep.

In het dorp, op het plein voor de school zijn kinderen aan het voetballen. Wat dacht je; voetbal is dé favoriete sport en overal en altijd zijn ze wel ergens aan het sjotten. Eens zij ons gezien hebben, beginnen ze luid ‘toebab’ = ‘blanke’ te roepen. De groteren willen steeds hetzelfde weten: ‘what’s your name?’, ‘do you like The Gambia?’ en ‘where you’re from?’ Allemaal supervriendelijke en blije mensen, die ons iets willen tonen of laten proeven! Plots komen van alle kanten de kleine ukjes aangerend, zij willen ons graag aanraken en met ons meelopen, liefst aan de hand. En als het echt te druk wordt en ze ons omsingelen, is Burama er om ze onder controle te houden.
Dag twee in Bintang rijden we het dorp uit en slaan na 8 km een zijweg in. Hier stoppen we regelmatig voor een korte wandeling. Het is een groot wetland met reusachtige baobabs en palmbomen. We fotograferen hier een bont boertje (Senegal Parrot), een veel voorkomende papegaai die nog steeds uit de natuur gehaald wordt om in gevangenschap te houden. Ook de roodkruinscharrelaar (Rufous-crowned Roller) wil graag op de foto. We jagen een Afrikaanse havikarend (African Hawk-Eagle) op. Deze vertoont hetzelfde nieuwgierig gedrag als zijn Europese soortgenoot de havikarend (Bonelli’s Eagle). Als we in Crevillente (Spanje) in de buurt van zijn nestplaats zijn, komen ze soms ook boven ons rondcirkelen.

We passeren een school. Hier gaan we de schriften en de pennen afgeven, die we afgelopen zomer hebben gekocht. Achteraf gezien hadden we deze helemaal niet in onze bagage moeten stoppen, maar gewoon hier in Gambia zelf moeten kopen. In deze ver afgelegen school komen niet zo vaak bezoekers en het schoolhoofd wil ons graag wat uitleg geven. Basisscholen zoals deze, krijgen wel subsidie voor de salarissen en het onderhoud van het gebouw, maar schoolgerief en schooluniformen moeten door de ouders zelf worden bekostigd. Veel kinderen kunnen daarom niet school. Op het platteland moeten de kinderen daarnaast ook helpen in huis of op het land. In de meeste scholen wordt les gegeven in twee shiften: een deel volgt les in de voormiddag, de anderen in de namiddag.

Natuurlijk kunnen we Bintang niet verlaten zonder een boottocht op de rivier. In de namiddag varen we een eind stroomopwaarts langs de schitterende mangrove. De wortels zitten vol met oesters, die niet zoals bij ons rauw, maar wel gekookt worden gegeten. Er laten zich minder vogels zien maar met o.a. een West-Afrikaanse krokodil, een Afrikaanse nimmerzat (Yellow-billed Stork) en een reuzenreiger (Goliath Heron) zijn we zeer tevreden.

Als we volgende dag naar de Marakissa river lodge rijden stoppen we bij Sita Joyeh – Baobab Island in Koluro. Wij zijn hier terug in de omgeving van Farasuto forest (de eerste stop van onze rondreis in het binnenland). Men kan hier ook overnachten, maar wij gaan er enkel lunchen. We worden opgehaald met een klein bootje. We zien een groepje geelgroene meerkatten (apen) en een grote nijlvaraan die ongestoord het slik afspeurt en graaft naar krabben. In de nok van het restaurant/eetpaviljoen hangen meerdere grote vleermuizen.

Fotoalbum ‘Bintang Bolong’ weergeven